Het hoofdartikel van redactrice Johanna van Woude in De Hollandsche Lelie van 7 februari 1900 heeft als titel ‘De moderne vrouw’ en begint als volgt: “Neen, schrik niet van dien titel….. De tijd is gelukkig voorbij, toen de moderne vrouw een wanklank scheen in de onderworpen vrouwenwereld . De moderne vrouw is geen duivelin, zooals men eerst meende, evenmin een zottin, zooals anderen zeiden, noch een halve man, zooals men beweerde dat zij moest zijn, al trad wel hier of daar eens een enkele wat onvrouwelijk of dwaas of al te heftig op.

De moderne vrouw is een hoogst achtenswaardig wezen gebleken, dat, een vergeten rups gelijk, zich loswikkelend uit het rag van conventie, opsteeg als een schoone vlinder, hoog in het wijde luchtruim; en de moderne man kan zich niet meer over haar vroolijk maken, noch haar in couranten en tijdschriften ten toon stellen, zonder zijn eigen inferioriteit te verraden en zijn ten-achter-blijven bij zijn tijd.”

Verderop in het artikel schrijft zij: “De Hollandsche vrouw heeft een kennelijk gevoel van eigenwaarde, en de tijden zijn voorbij toen zij maar een man het jawoord gaf om ‘onder dak’ te zullen zijn bij het overlijden harer ouders. Wie heeft ze niet gekend, de arme teervoelende meisjes uit groote gezinnen, die al hare illusies offerend ter wille van vaders zorgen, hare hand reikten aan een bekenden losbol, die nu eindelijk maar trouwen zou, of aan drinkers en halve idioten uit het zich boven de vrouw voelende mannengeslacht! […]

Neen, te huwen om ‘onder dak’ te zijn, is voor de hedendaagsche vrouw onnoodig; dat was het noodlot der onbemiddelde vrouw van voor vijf en twintig jaren. Als de schooltijd was afgeloopen wachten op een man. Geen of weinig bezigheid, voor het venster zitten en in het spionnetje gluren, een doelloos handwerkje, veel uitgaan; maar geen levensdoel, geen prikkel om met lust uit bed te springen voor den komenden dag, geen reden om bij het slapen gaan te verlangen naar den komenden morgen. Geen fier bewustzijn van zich nuttig weten, maar, als de man niet kwam, in heerengezelschap gekkelijk opgewonden zich aanstellend, dan een spot voor jongeren en een doktersmelkkoetje, om het leven te eindigen in gezelschap van kanarievogels en poesen. […]

En nu zien wij ze gaan door de straten der steden en over de wegen der dorpen met rustigen tred en geheven hoofde, de moderne vrouwen. […] En ze gaan in grote drommen, de werkende en hervormende vrouwen, met gelukkigen glimlach en rijk gevoel van voldaanheid over het leven en zichzelf. Haar ingeschapen teederheid siert haar als doktores en ziekenverpleegster aan de bedden der kranken; – in verre landen zien wij hare scherpzinnigheid haar als rechtsgeleerde te stade komen. Wij zien hen optreden als leeraressen, ook aan Universiteiten, als bijenkweeksters en als hoofden van boerderijen; – zij jagen de machines in de telegraafkantoren en hunne stemmen roepen door de telefoonbuizen; – hunne teere vingers tikken op de schrijfmachines en voeren de stenografische pen; zij zijn achter de toonbanken en in de journalistiek; in de orchesten der concertzalen en in de rijen der componisten; in photografie, schilder- en beeldhouwkunst, zoowel als in letterkunde als op het tooneel. En toch zijn er nog altijd vrouwen in overvloed die potje koken en vloeren aanvegen, of waardig hare mooie plaats als huismoeder innemen, en het hart van de ‘moderne vrouw’ is niet kouder dan het hart van de kokende en vegende vrouw of der huismoeder. Waar is het woord ’emancipatie’ gebleven, dat men spottend uitsprak? … Alweer in onbruik geraakt. Men spreekt nu nog alleen met zeker ontzag over ‘de moderne vrouw’.

Een vrouwenhart blijft een vrouwenhart voor het fornuis of achter den lessenaar, in de dokterskoets of gebogen over een te mazen kous. Geen wijze van broodverdienen zal ooit hare vrouwelijkheid benadeelen, of hare eigenaardige bekoorlijkheid schaden; en in alle omstandigheden kan zij kinderen aan haar warm hart drukken en tranen storten over den dwalenden man.”

Van Woude eindigt bepaald juichend: “Gij, moderne vrouwen, gij wegbaansters voor duizenden uwer jongere zusters, wij danken u voor uw moed en rustige volharding, en denkende aan den strijd door u gestreden, wordt ons oog vochtig, als wij u rustig zien gaan door den menschenwereld. Maar de overwinning is behaald!”

 

emancipatie hoofdartikel hoofdredactrice Johanna van Woude man-vrouw vrouwen