In de rubriek ‘Vormen’ van 26 februari 1902: ‘Kleine Wenken over: ‘t Op- en afgaan van een Trap, ‘t Uit- en instijgen van een Rijtuig, ‘t Hanteeren van den Waaier, en ‘t Gebruik van Handen en Voeten.

“Algebra en meetkunde zullen nu op alle meisjesscholen onderwezen worden, maar aan lessen in wellevendheid en etiquette wordt niet meer gedacht,” placht mijne oude Grootmoeder te zeggen. “Dat is nu niet noodig meer. Wellevendheid leert men onbewust door ‘t afzien van ouderen, en ‘t verdere schuift men nu gemakkelijk op de schouders van den dansmeester, die buiten de verwikkelingen van den dans, zijn leerlingen ook leçons de maintien verschaft. Och die leçons de maintien! Wat houden zij in? De kinderen leeren er ferm rechtop te loopen, buigen, en hun entrée de chambre te maken. Maar dat is ook alles. De dansmeester zal hen niet onderrichten hoe zij een trap op en af moeten gaan, noch zal hij hen instructies geven voor ‘t in- en uitstappen van een rijtuig…. Neen, dat zij maar kleinigheden. En toch waren ‘t juist deze kleinigheden, die men ons op kostschool ‘t eerste onderwees.”

Toen ik me daarop mijne Grootmoeder voorstelde, zooals ze er in haar jeugd moet hebben uitgezien met engsluitend keurslijf, wijd uitgolvende crinoline en hooggekapt hoofd, begreep ik, dat deze maatregel niet overbodig was geweest, en toen ik hierbij onze hedendaagsche meisjes vergeleek, wier bewegingen door de tegenwoordige kleederdracht in niets belemmerd worden, meende ik, dat trappen loopen en ‘t rijtuig bestijgen voor haar geen moeilijkheden meer geven kon. Maar toen ik nauwkeurig op deze kleinigheden begon te letten, bemerkte ik tot mijne niet geringe verbazing, dat ik mij in deze zeer had vergist.

Ondanks de losse, vrij gemakkelijke kleederen, zijn er maar zeer, zéér weinig jonge dames, die een rijtuig gracieus bestijgen, of een trap met elegance beloopen kunnen.
Enkele hebben de zonderlinge gewoonte ‘t rijtuig haastig binnen te rollen, anderen stooten immer haar hoed, zoodat veeren en lint een gevoeligen knak krijgen, weer anderen raken met de voeten in den rok verward, en moeten deze onhandigheid met een afgetrapten roksband bekoopen, enz. enz.
Een jonge dame echter, die haar rijtuig onberispelijk bestijgen wil, tipt de voorzijde harer rokken even met de linkerhand omhoog, buigt alsvorens de trede te bestijgen ‘t bovenlijf ietwat naar voren, schikt met de rechterhand de plooien van rok en mantel glad en neemt eerst dan op de rijtuigbank plaats.
Is de jonge dame vergezeld van hare moeder of een oudere vriendin, dan late zij deze voorgaan, en neme plaats aan hare linkerzijde. Is zij verloofd, dan zit het jonge meisje aan de rechterzijde van haar aanstaande.

Het uitstijgen geschiedt op de volgende wijze. De jonge dame buigt ‘t lichaam weer eenigszins naar voren, vat de plooien van haar rok aan de achterzijde met de rechterhand te zamen, legt de linkerhand in de hand van haar aanstaande, die haar behulpzaam bij ‘t uitstijgen wordt toegestoken, en laat de plooien van haar kleed niet eerder vallen vóór zij in de vestibule van het te bezoeken huis is aangeland.

En nu een woordje over het trappen loopen. In dezen tijd, nu de ontvang- en gezelschapskamers meest op de belétage gelegen zijn, komt die waarschijnlijk niet ondienstig.
Ook dit wordt gedaan op zeer verschillende wijzen. No. 1 bijv. legt haar weg naar boven half dansend af, de heupen steeds in wiegende beweging, waardoor ‘t bovenlijf voortdurend licht wordt geschokt. No. 2 plant haar voet zwaar op elke trede, stoot telkens met de toonen tegen de roeden, en moet gedurig blijven stil staan om uit te rusten. No. 3 nonchalant, vergeet den rok van voren op te nemen, en struikelt om de vier of vijf treden, enz. enz.
The London Lancet schrijft: Menige vrouw vermoeit haar spieren en zenuwen onnoodig door op een verkeerde manier een trap op te loopen. In haar haast of eenvoudig uit gewoonte, raakt zij de treden het eerst met den bal van den voet, opspringende onder het loopen en ietwat voorovergebogen. Zij moet haar geheelen voet op de trede zetten, alsof zij gewoon wandelde, en het lichaam recht houden, opdat het hart niet gedrukt worde op een oogenblik, dat het alle ruimte noodig heeft. Deze methode zal veel vermoeidheid uitsparen, en soms een ziekte voorkomen.

Voor het afgaan van trappen voegt hetzelfde blad er nog den volgenden raad aan toe: Men rake de treden eerst aan met de punt van den voet, en late dan onmiddellijk en flink het volle lichaamsgewicht rusten op den hiel. Deze beweging bevordert tevens de circulatie van het bloed als een gezonde gymnastiek.
Een jong meisje laat een oudere dame ‘t eerst een trap op- en afgaan. Is zij verloofd, dan zorge zij er voor haar aanstaande vóór haar de trap te laten bestijgen, maar ná haar de trap te laten afgaan.

Een jong tooneelspeler, de voor de eerste maal de planken betreden had, beklaagde zich bij een ouderen collega over zijne handen. “Ik ben nergens zoo bang voor, als voor mijne handen,” zei hij verdrietig. “O die handen, wat ben ik dáár wanhopig verlegen mee geweest.”
Wanhopig verlegen! Hoeveel jonge menschen, die pas hun entrée in de gezelschapswereld maken, zijn met hun handen “wanhopig verlegen.”
In ‘t discours tikt de een zijn buurman voortdurend met de vingertoppen op den arm, een ander maakt in zijn verlegenheid de dwaaste gebaren, terwijl een derde aanhoudend zenuwachtig met de hand over zijn knieën strijkt.

Op de klacht van den jongen toneelspeler antwoordde de oudere acteur: “Houd je handen zooveel mogelijk in rust, doe er niets mede, maar voel je, dat je ze met den besten wil ter wereld in je discours niet ontberen kunt…., alleen in dat geval laat je ze meespreken.”
Dezelfde woorden zou ik willen toevoegen aan al onze jonge meisjes: “Houdt uwe handen in rust, in volkomen rust.”

Een Engelsch gentleman verklaarde eens, dat hij in vol gezelschap de ware lady onmiddellijk herkennen zou. “Waaraan dan?” vroeg men hem. “Aan de handen,” was ‘t antwoord. “Zij, die in ‘t heetst van ‘t gesprek hare handen rustig in den schoot gevouwen weet te houden, is een welopgevoede vrouw.

‘t Is misschien overbodig te vertellen, dat een jonge dame hare handen dient te soigneeren. Zij drage de nagels niet te lang, maar ook vooral niet te kort, met keurig afgeronde halve maantjes en smetteloos witte randen.

Een goed geganteerde hand, die met gratie een waaier weet te hanteeren is een lust voor de oogen. Men houdt hiervoor bovenlijf en arm in volkomen rust, terwijl alleen de hand de waaiende beweging maakt.

Behalve Spanje, waar zij haar oorsprong vond, hebben ook andere landen getracht door te dringen in de mysteriën van de waaiertaal. Vooral in vroeger jaren werd er veel gebruik van gemaakt, en waren de heeren, om het zoo uit te drukken op den waaier gedresseerd. Er waren niet veel woorden noodig, om een indringer af te wijzen; de waaier gesloten, het boveneind met de hand omvat, wilde zeggen: “Je vous déteste!” of een beweging van den rechterkant naar links met den geopenden waaier, gaf duidelijk verstaanbaar: “Monsieur, passez,” te kennen. En hoe wist men den waaier in dienst der liefde te gebruiken! “Je vous aime!” telegrafeerde schuchter de gesloten, met de linkerhand aan het uiteinde omvatte waaier, terwijl deze half-geopend, aan den rand met beide handen vastgehouden, den gelukkigen minnaar begrijpen liet: “Je vous aime, de tout mon coeur.” Den waaier opengevouwen aangeven, wilde zeggen: “Ik mag u gaarne lijden.” Den waaier gesloten, met den steel vooruit: “Ik haat u!” Den bedoelden heer aanziende, hem wenkende, door met den geopenden waaier te wuiven, beteekende: “Kom!” Den waaier opengevouwen in de rechterhand houden, en voorovergebogen de eene punt tegen den rechterslaap laten leunen, gaf aan: “Pas op, men let op ons,” terwijl deze zelfde houding, met het hoofd meer rechtop, te kennen gaf: “Ik mag graag met u praten!”

Maar die tijden zijn lang voorbij, nu is de waaier niet veel meer dan een eenvoudig werktuig om koelte toe te wuiven, en zijne geheime bedoelingen zullen nagenoeg door niemand meer begrepen worden. Tegenwoordig zelfs is ‘t vrij algemeen de gewoonte, dat de heer, in de rustpoozen, den waaier van de dame overneemt om haar de kleine vermoeienis van het waaien te besparen.

Hoewel vroeger een jong meisje, dat hare beenen in gezelschap over elkander sloeg, beslist ongemanierd zou heeten, wordt deze houding nu in de gezelschapskringen niet meer geweerd; mits, en dit vooral worde niet vergeten, mits het gracieus en zonder overdrijving geschiede.
In omnibus of tram, in kerk of schouwburg is deze houding echter niet te verkiezen.
Heeren, onverschillig waar zij ook mogen zijn, slaan bij voorkeur de beenen over elkander, zonder te bedenken, dat zij in een tram met hun bemodderde laarzen dikwijls de kleederen der passeerende medereizigers bezoedelen.

Het schoeisel, voor hand zoowel als voet, zij steeds onberispelijk zuiver van goed maaksel. Men moge voor ‘t doen van boodschappen al eens verstelde handschoenen of gerepareerde schoenen dragen, voor ‘t maken van visites zorge men zooveel mogelijk schoenen en handschoenen te gebruiken, waarop niets valt aan te merken.

Men verlieze nimmer uit ‘t oog, dat bien chaussée et bien gantée, bien toilettée is, al moge het overig toilet ook nog zoo eenvoudig zijn.

16-2-’02, Sylvia Regina

 

 

 

 

etiquette kleding Vormen