Eind negentiende eeuw werd het fietsen voor vrouwen steeds populairder. Er werd in die tijd dus ook veel aandacht aan besteed in De Hollandsche Lelie en het blad stond vol met advertenties voor ‘rijwielen voor dames’.  De medische kant mocht uiteraard niet ontbreken, vandaar de adviezen van ‘Dr. K.’ in het nummer van 12 mei 1897 onder de titel ‘Op de fiets!’.

Het dagelijks toenemend gebruik, dat van het rijwiel wordt gemaakt, met name in de dameswereld, doet bij velen de vraag rijzen: hoe staat het nu eigenlijk met die nieuwe vervoermiddel uit een gezondheidsoogpunt? Terwijl toch de een beweert, dat het wielrijden gezond is, zijn er weer anderen, die er niet genoeg op weten af te geven. De oorzaak dier tegenstrijdigheid is dikwijls meer in het standpunt te zoeken, dat de spreker of schrijver tegenover den vélo inneemt, dan in wetenschappelijk betrouwbare gronden. Immers hij of zij die zelf hartstochtelijk wielrijder is, zal van het bereden onderwerp in den regel niets dan goeds weten te vertellen, terwijl men het spreekwoord “onbekend maakt onbemind” bij de andere groep dikwijls ziet ontaarden in in een min of meer fellen tegenstand. Onpartijdige beoordelaars, die de zaak geheel en al objectief weten te behandelen, zijn er minder dan men oppervlakkig zou denken. Daarom zal schrijver dezes, zelf geen wielrijder, doch een groot voorstander van het wielrijden, de zaak te dezer plaatse eens ter hand nemen en zijn gevoelen op grond van eigen ervaring, in eene ruime geneeskundige praktijk opgedaan, aan de denkbeelden die de wetenschap daarover aangeeft, trachten te toetsen. Misschien dat mijne geachte lezeressen van een en ander partij kunnen trekken.

Advertentie De Hollandsche Lelie

Ik moet beginnen met te zeggen dat ik elken vorm van wielrijden, die op race- of wedstrijdachtige wijze wordt uitgeoefend, ten zeerste afkeur. Hierbij toch wordt van eene m.i. nuttige lichaamsoefening een misbruik gemaakt, dat niet nalaten kan hetzij vroeg of laat zijn invloed op het lichaam te doen gelden. Zoolang men de spieren, die bij het wielrijden in krachtige werking komen, haar arbeid naar behooren laat verrichten, zoolang men dus op bedaarde, kalme wijze te werk gaat, zal het lichaam daar wél bij varen. Zoodra echter het rijden inspanning, zelfs overmatige inspanning wordt, nadert het gevaar. Dit gevaar is volstrekt niet denkbeeldig; het heeft eene lichamelijke en eene geestelijke zijde.
Het eerste bedreigt voornamelijk de borstorganen, met name de longen en het hart. De overmatige spierinspanning doet den bloeddruk stijgen. De hartslag wordt sneller en gevaar voor vermoeienis van het hart, een zeer ernstige toestand, ligt voor de hand. Niet minder worden de longen en de luchtpijpen bedreigd en soms ook aangedaan. Lees men bovendien de verslagen van wedstrijden na, dan is het schering en inslag, dat sommige rijders zijn gevallen, uitgegleden, met hunne werktuigen verward geraakt enz. Wèl blijft het hierbij in den regel bij ontvellingen, verwondingen en kneuzingen, soms echter komen ook ontwrichtingen, beenbreuken en dergelijke gevallen voor; ongelukken met doodelijken afloop behooren gelukkig tot de zeldzaamheden.
Het geestelijk nadeel, waarop werd gedoeld, wordt bij het beoefenen van sport in het algemeen en van wielersport in het bijzonder, gewoonlijk over het hoofd gezien. En toch ligt het voor de hand, dat de neiging of hartstocht, welke zich in deze richting openbaart, veel tijd vordert van hem of haar, die zich oefenen of zooals men het noemt “trainen” moet. Nu moge dit voor dames, die weinig aan den hand hebben, van minder gewicht schijnen, in onzen tijd, waarin menige vrouw zich in de jonge jaren moet voorbereiden voor den mogelijken zelfs waarschijnlijken “Struggle for life”, wordt daardoor te veel tijd onttrokken aan ernstiger studie of bezigheid, zoodat een geestelijk achterblijven hier op rekening van de sport moet worden geboekt.
Doch thans genoeg over het misbruik. Laten we nu eens nagaan wat er uit een gezondheidsoogpunt bij matig gebruik valt op te merken.
In de eerste en voornaamste plaats dient bij haar, die zich op het wielrijden wil gaan toeleggen, op den toestand van de inwendige lichaamsdelen te worden gelet en van deze is en blijft het eene onafwijsbare eisch, dat hart en longen volkomen gezond moeten zijn. Er zijn echter nog andere lichaamsdeelen o.a. die, welke in het toekomstig leven der vrouw eene belangrijke rol hebben te vervullen; ook op deze dient de aandacht bijzonder te worden gevestigd.
Men leert hieruit al dadelijk, dat niemand zich op het wielrijden moest gaan toeleggen, zonder eerst een medisch onderzoek ondergaan en een medisch advies ingewonnen te hebben.
De vraag: voor welke afwijkingen in de gezondheid, voor welke ziektetoestanden is het rijwiel aan te bevelen? is zeer moeilijk te beantwoorden. Langzamerhand toch is men er toe gekomen aan de aanwijzingen voor het gebruik van het rijwiel in het belang der gezondheid, zóódanige uitbreiding te geven, dat men geneigd zou zijn, het rijwiel zoowat op één lijn te stellen met de pillen en zalf van Holloway, die immers ook voor alles goed waren.
Gaat de deskundige echter aan het ziften, dan blijven er nog genoeg kwalen en gebreken over, waarbij het rijwiel “kurmässig” gebruikt, van groot voordeel kan zijn. Ik noem hier slechts: verschillende vormen van zenuwlijden, neiging tot zwaarlijvigheid, jicht, bloedarmoede, sleepend rheumatisme, stoornissen in de spijsvertering, slapeloosheid, migraine, sommige afwijkingen in de maandelijksche periode, morphinisme, verstoppingen, zwakte in het spierstelsel enz. enz. Doch vooral ten aanzien van het zoo ongezonde, zoo nadeelige gebrek aan lichaamsbeweging, de bron van veel sukkelen en lijden, zoo eigen aan vele vrouwen en meisjes, is het rijwiel als een waren zegen te beschouwen. Immers het dikwijls en met aandrang voorgeschrevene methodisch wandelen ter bestrijding van eene of andere ongesteldheid, blijft om verschillende min of meer gemotiveerde redenen weldra achterwege. Schrijft men echter het wielrijden voor, dan ziet men al heel spoedig menschen, die anders zelden of nooit in beweging waren te brengen, althans wanneer de eerste oefeningstijd achter den rug is, ijverige wielrijdsters worden, daar zij al doende meer en meer genoegen gaan vinden in het doen van ritten en het maken van uitstapjes, die lichaamsbeweging vereischen en dus een doel helpen bereiken, dat langs anderen weg moeilijk of niet te bereiken was.
De werking van het wielrijden komt in het kort hierop neer. Het gemakkelijke, snelle, aangename voortbewegen vereischt natuurlijk spierarbeid. Daardoor wordt de bloeddruk verhoogd en hart en longen tot meer werkzaamheid gedwongen. De ademhaling wordt frequenter en in dezelfde tijdseenheid zal het verbruik van zuurstof grooter zijn, wat de stofwisseling en het bloed noodzakelijk ten goede moet komen. De verhoogde hartwerking zal het bloed krachtiger doen stroomen en daardoor kunnen bloedophoopingen, die dikwijls tot sukkelen aanleiding geven, worden opgeheven. Het gevolg is een betere werking van maag en ingewanden aan den eenen, betere werkzaamheid van de huid aan den anderen kant. De eetlust neemt dientengevolge toe en door deze de algemeene lichaamskracht. Door de inwerking op maag en ingewanden kunnen allerlei ophoopingen en hardnekkige obstructies, die zoo dikwijls bij vrouwen voorkomen, zoomede stoornissen in andere onderbuiksorganen worden opgeheven.
Op de fiets dus! Maar onder voorwaarde, waarde lezeressen, dat zooals boven werd gezegd, er geen geneeskundig bezwaar tegen besta. Andere te stellen voorwaarden b.v. over de houding op het rijwiel, het tegengaan en behandelen van overvloedig zweeten tijdens en na den rit, de te dragen kleeding, vooral ook met het oog op het korset enz. zouden te deezer plaatse nog nader verdienen te worden besproken; de ruimte voor dit artikel bestemd zou echter daardoor worden overschreden. Misschien kom ik op een en ander later nog wel eens terug.
L.     Dr. K.

fiets gezondheid