Aan het eind van de negentiende eeuw was het onder welgestelde dames mode om hoeden met bijzondere veren of zelfs hele vogels te dragen. Tiny Meihuizen (1944-2014)  bezat zo’n tweeduizend hoeden; die met vogels en veren vormden het hart van haar verzameling. Vlak voor haar overlijden werd zij in Trouw geïnterviewd over haar verzameling.

‘Jaarlijks werden er in die tijd in Europa zo’n vijf miljoen vogels gedood, vertelt Meihuizen, waarvan de veren op de beurs in Londen werden verhandeld. Fabrieken in Berlijn, München, het toenmalige Breslau (nu Wroclaw) maar ook in Parijs verwerkten de veren in hoeden, totdat deze voor de dames te gewoontjes werden en in het vervolg maar hele vogels op het hoofd gedrapeerd werden. Hoe uitbundiger hoe beter, en was de vogel wat aan de kleine kant, dan kwamen er toch meerdere op de rand zitten? Vooral de stern en kleine zilverreiger waren gewild. Deze mode leidde aan het eind van de negentiende eeuw tot een tegenreactie én de oprichting van een van de eerste natuurbeschermingsorganisaties van Nederland: De ‘Bond ter Bestrijding eener Gruwelmode’ in 1892. In feite was dat de voorloper van de huidige Vogelbescherming.’

Telegraaf, 24 april 1999

Telegraaf, 24 april 1999

In De Hollandsche Lelie van 31 maart 1897 vinden wij een oproep van deze bond.

‘INGEZONDEN.

Geachte mevrouw,

Zoo dikwijls stelt u de kolommen der Holl. Lelie open voor ene goede zaak; mag ik nu uwe hulp eens inroepen voor de vogeltjes? Ik bedoel den “Bond ter bestrijding eener Gruwelmode.” Die bond bestaat nu al zoo lang en toch blijkt het telkens, dat er nog zoovelen zijn, die er nooit van hoorden. Mag ik er de Lelielezeressen nog eens op attent maken?

Reeds lang werd er door de pers en van andere zijde op gewezen, hoeveel wreedheid en schade voor den landbouw de gevolgen waren van de smakelooze mode om dameshoeden met vogellijken op te sieren (?) toen in verschillende landen vrouwen, bij wie zachtheid en barmhartigheid boven ijdelheid en het slaafsche volgen van de mode gingen, zich vereenigden om de zaak der vogeltjes en daarmee die van den landman, ter hand te nemen. In Duitschland, Engeland, Zweden, Amerika, Finland, ons land, nu kort geleden weer in Oostenrijk, werden bonden opgericht om het vermoorden der vogels op groote schaal tegen te gaan.

De leden van onze Nederl. bond verbinden zich geen opgezette vogels of veeren van gedoode vogels te dragen of te koopen, uitgezonderd die van struisen, hanen, pauwen, ganzen, die de veeren in den ruitijd toch verliezen. Bij toetreding betaalt men 25 à 50 cent; verdere contributie bestaat niet. Het voornaamste, wat ge als lid van den Bond doet, is door uw naam te geven protesteeren tegen eene even ergerlijke als belachelijke mode, en anderen opwekken uw voorbeeld te volgen. Niet alleen door persoonlijken invloed protesteert ge, maar wij hopen reeds op eene internationale overeenkomst om den vogelhandel te beperken.

Zeg niet, dat we overdrijven. Is het niet verschrikkelijk, dat er jaarlijks naar Londen, Europa’s marktplaats voor vogelvederen, millioenen lijken van colibri’s, levend gestroopt om den glans hunner veeren te behouden, van paradijsvogels en watervogels, van leeuweriken en meezen, de beste helpers van den landman, worden ingevoerd? Dat een Japansch tijdschrift moet zeggen: “De Europeesche dames verlangen de schoone en nuttige vogels van ons land ter versiering harer kleederen. Als zij zich hiermee mooi maken, is dit niet alleen een zwaar onrecht jegens Europeesche beschavind, maar ook tegen ons”- ? De schoonste en nuttigste vogelsoorten sterven uit, de schadelijke insecten, de vreeselijkste plaag van den landman, kunnen ongestoord alles vernielen. Weet ge wel, dat vele kleine vogels dagelijks zooveel schadelijke dieren opeten, als ze zelf wegen?

Van de vrouwen, dus ook van u, Lelielezeressen, hangt het voornamelijk af, of onze zaak zal slagen. Ik weet zeker, dat ge allen voelt, hoe dwaas het is dat zoovele wezentjes, die woud en veld door hun gezang en kleurenpracht vervroolijken, wreed worden vermoord, dat heele landstreken, zooals in Italië, Frankrijk, Zuid-Tyrol, lijden onder de afschuwelijkste insectenplaag, enkel en alleen om een modegril.

Wat moet men van uwe zachtheid denken, als ge u siert (?) met vogellijken? Hoe kan eene moeder haren kinderen barmhartigheid, ook voor dieren inprenten, als zij zelf een wreed gedood vogeltje op haren hoed draagt!

Sluit u dan bij ons aan, steunt ons door uwen invloed, maakt u uwen naam van zachte vrouw waardig! Secretaresse van onzen Bond is Mevr. Diepenbrock – de Jong van Beek en Donk, Parkweg 175 Amsterdam, bij wie men zich als lid kan aanmelden.

Met hartelijken dank voor de plaatsruimte

achtend,

Haarlem, Maart 1897, Chr. Ligtenberg”

dieren Gruwelmode mode