Vorige maand verscheen Na de komma. Hindostanen en de erfenis van het kolonialisme van Shantie Singh. Dit is zo’n boek dat je iedereen wilt laten lezen, omdat het belangrijk is voor onze kennis van de geschiedenis van Nederland en ons begrip van de situatie van nu. Het is toegankelijk en prettig leesbaar, maar tegelijk is de inhoud vaak moeilijk te verteren, omdat veel gebeurtenissen zo ontzettend pijnlijk zijn.
De aanleiding voor het boek waren de excuses die premier Rutte in 2022 namens Nederland aanbood voor het slavernijverleden. Hij zei daarbij: “We delen niet alleen het verleden, maar ook de toekomst. Dus vandaag zetten we een komma, geen punt.” Deze uitdrukking was afkomstig van de Curaçaos-Nederlandse kunstenaar Serana Angelista, wat ook weer typisch is, dat zo’n treffend citaat breed de wereld inging zonder credits voor de oorspronkelijke bedenker.
Met de feitelijke afschaffing van de slavernij door Nederland in 1873 (officieel was dat in 1863; de tot slaaf gemaakten moesten echter nog tien jaar op de plantages blijven werken) werd inderdaad geen punt gezet achter het koloniale systeem, maar begon een nieuw hoofdstuk: het ronselen van contractarbeiders uit Brits-Indië, het huidige India en Pakistan. Op 5 juni 1873 kwam de eerste groep Hindostanen aan in Suriname en er zouden er tot 1916 nog ruim 34.000 volgen, waaronder ook de voorouders van Shantie Singh. Het verhaal van deze contractarbeiders oftewel ‘kantraki’s’ en hun nakomelingen – waarvan een deel later in Nederland terecht kwam – wordt in dit boek verteld.
Woorden doen ertoe, taal doet ertoe. Dat begint met het gebruik van de juiste termen, zoals het woord Hindostaans. Dat duidt de etniciteit aan van mensen met roots in India, die terecht zijn gekomen in Suriname en later dus deels in Nederland. Termen als ‘hindoes’ of ‘hindoeïsme’ refereren aan een religie. Ter verduidelijking: er zijn bijvoorbeeld ook islamitische of christelijke Hindostanen.
Verder hecht Singh eraan om in plaats van het woord ‘contractarbeider’ de term ‘kantraki’ te gebruiken. Bij contractarbeider denk je aan eerlijke, zakelijke afspraken, maar het ging om een systeem van onvrije arbeid, een voortzetting van het kolonialisme, waarbinnen degenen die hier eenmaal in beland waren geen enkele vrije keuze meer hadden. Kantraki is een Sarnami-woord, dus van de mensen zelf. De taal Sarnami is een vermenging van talen en dialecten van de kantraki’s, vermengd met Sranantongo, Nederlands en Engels en ook hier wordt in het boek een hoofdstuk aan gewijd. Het is de taal waarmee Singh en velen met haar zijn opgegroeid, die een verbondenheid met hun geschiedenis en familie uitdrukt, maar die door een steeds kleinere groep actief wordt gesproken.
Ook namen doen ertoe. Wanneer Singh het verhaal vertelt van de opstand in 1884 op plantage Zorg en Hoop, besteedt ze niet alleen aandacht aan de gebeurtenissen zelf, maar ze geeft ook een lijst van namen van een aantal kantraki’s die daarbij werden doodgeschoten, inclusief alle beschikbare informatie over deze personen. Als eerste noemt ze een vrouw: Janey Tetary, geboren in district Patna in Brits-Indië en in 1880 aangekomen in Suriname. Voor deze verzetsheldin werd in 2017 in Suriname een standbeeld onthuld en in Rotterdam is een straat naar haar vernoemd. Zo haalt ze veel meer Hindostanen voor het voetlicht, die gezien hun verdiensten al lang een stuk bekender hadden moeten zijn.
Singh besteedt veel aandacht aan de positie van vrouwen en ook in dit boek valt weer op dat vrouwen onder een koloniaal regime het extra zwaar hebben. Toch was er een periode dat vrouwen relatief wat meer macht hadden, dat betrof de eerste generaties kantraki-vrouwen. Omdat zij veruit in de minderheid waren – er werden veel meer mannen dan vrouwen geronseld voor het werk in Suriname – konden zij niet anders dan samen optrekken. Dankzij hun doorzettingsvermogen, inventiviteit en zusterschap (het door Singh gemunte woord ‘didi-log’) wisten ze zich aan bestaande machtsstructuren te ontworstelen. Hun schaarste gaf hen in die tijd ook macht over de mannen: ze konden kiezen met wie ze een relatie aan wilden gaan. Helaas werd deze positie ook al snel weer drastisch ingeperkt en zeker na 1916 hadden vrouwen het onvoorstelbaar moeilijk. Zwangere kantraki-vrouwen hadden nergens recht op en na het zware werk kwam de zorg voor de kinderen grotendeels op hen neer. Daarbij kregen ze ook nog eens veel minder betaald dan mannen, voor hetzelfde werk.
In het voorwoord schrijft Singh dat ze op zoek wilde gaan naar de ziel van haar Hindostaanse afkomst en het tot nu toe vrij onzichtbare verhaal heeft willen vertellen van de kantraki’s en hun nakomelingen. Daar is zij goed in geslaagd. Na de komma is een leerzaam en waardevol boek: een afgewogen combinatie van overgeleverde verhalen, wetenschappelijk onderbouwde informatie en persoonlijke bevindingen. Het bevat ter afsluiting nog een uitgebreide lijst om verder te lezen, kijken of luisteren. Ook hier weer een komma dus.
Shantie Singh, Na de komma. Hindostanen en de erfenis van het kolonialisme. Amsterdam, De Geus, 2024. Prijs € 11,99.
Verder lezen op deze site: een bespreking van het manifest van Fixdit, het collectief waar Shantie Singh deel van uitmaakt en een verslag van een bijeenkomst van een Fixdit-leesclub, door haar gemodereerd.
Net nadat ik het boek had uitgelezen bracht ik een bezoek het Rijksmuseum en ik zag daar een ketting met munten uit verschillende landen. Bijschrift: “Na de afschaffing van de slavernij in Suriname, gingen Nederlandse plantage-eigenaren op zoek naar arbeiders in Brits-Indië, later ook op Java. Het plantageleven bestond voor de Hindostaanse contractarbeiders uit armoede, uitbuiting en geweld. Vrouwen vormden binnen de gemeenschap een minderheid. De sieraden die zij droegen weerspiegelden hun sterke positie op de huwelijksmarkt. Hoe meer sieraden, hoe meer respect de vrouwen afdwongen.”