Gisteren was ik naar Killers of the Flower Moon van Martin Scorsese. Geweldige hoofdrollen van Leonardo DiCaprio, Robert de Niro en met name Lily Gladstone, maar ook de rest van de cast is heel sterk. De film vertelt het waargebeurde verhaal van de Amerikaanse inheemse Osage-stam in de periode rond 1920. Wanneer er in het gebied waar zij wonen olie wordt gevonden, zijn zij opeens zeer welvarend. Ze wonen in mooi ingerichte huizen, rijden in auto’s rond en hebben wit personeel. Tegelijk worden ze nog op verschillende manieren onderdrukt door de witte bevolking.
De film begint met de terugkeer van Ernest Burkhart (DiCaprio) uit de oorlog in Europa. Door een verwonding kan hij niet gewoon aan het werk en hij klopt aan bij zijn oom William Hale (De Niro). Deze machtige man, die zich ‘King’ laat noemen, doet zich voor als een vriend van de Osage-stam, hij spreekt zelfs hun taal en hangt de weldoener uit. Tegelijkertijd maakt hij hen hun rijkdommen afhandig en hij deinst er daarbij niet voor terug om ze te laten vermoorden als dat zo uitkomt. Hij bezorgt zijn neef een baantje als taxi-chauffeur en zo leert deze Molly (Gladstone) kennen, lid van een Osage-familie die rijk is geworden door de olie. Tussen de twee bloeit echte liefde op en ze trouwen, maar tegelijk ontrollen zich vreselijke gebeurtenissen, waarbij meerdere familieleden slachtoffer worden van de manipulaties van King. Hij maakt daarbij gebruik van de zwakke gezondheid van de Osage, en van het feit dat er onder de witte bevolking nauwelijks aandacht is voor het ene na het andere verdachte sterfgeval. De wreedheid, waar ook Ernest in meegaat, is vreselijk om te zien, helemaal als je beseft dat dit allemaal echt gebeurd is.
Het is opnieuw een grootse film van de inmiddels tachtigjarige Scorsese, die aan het eind van het verhaal zelf ook nog even opduikt. Een boeiende en confronterende geschiedenisles dus van maar liefst drieënhalf uur – maar die tijd vliegt voorbij.