[Een opmerkelijk actueel stuk in De Hollandsche Lelie van 5 februari 1902]
Welke volksstam den kus en den handdruk heeft ingevoerd als genegenheids- of vriendschapsblijk, is niet bekend. Deze gewoonte bestaat, zooals men weet, uitsluitend onder beschaafde naties, en schijnt reeds uit zeer ouden tijd tot ons gekomen.
In dien kloeken, rechtschapen ouden tijd was het ook gewoonte dat de gastvrouw iederen bezoeker hare lippen tot een welkomstkus aanbood; – deze gewoonte is nu echter, met andere middeleeuwsche gebruiken, ten grave gedaald en vergeten. En het was volstrekt geen preutschheid, die haar den genadeslag toebracht, maar een veel ernstiger reden. Menigmaal namelijk kon men waarnemen dat door die schijnbaar onschuldige kussen van den vreemden gast booze ziekten in het gastvrije huis waren gekomen; …. een noodlottige vergelding voor genoten onthaal!
En zoo kwam “de kus in eere” in kwaad gerucht en de gastvrouwen werden er minder vrijgevig mede.
Geheel verdwenen is het ongeoorloofde kussen heden ten dage ook nog niet. Ongeoorloofd moet men iederen kus noemen, die ons gegeven wordt door menschen, welke volstrekt niet door liefdebanden aan ons verwant zijn, en ook zijn er gezinnen, waar het kussen meer in zwang is dan in andere families. De morgen- en avondkus en zelfs de maaltijdskus behooren er tot de orde van den dag, en bleven die nu maar tot de familieleden beperkt, maar toevallige gasten worden er ook gedachteloos mee bedeeld. Sommige ouders hebben hunne aardige kindertjes gewend bij hun “gesegnete Mahlzeit!” aan allen, om de tafel gezetenen, hunne nog van vet blinkende lippen op het gelaat te drukken. Dat deze attentie vele logés minder appetietelijk kan schijnen, bedenken de ouders niet, en evenmin dat deze gewoonte voor de kinderen gevaarlijk kan worden en hen voor hun heele leven ongelukkig kan maken.
Een ander voorbeeld. Een pasgehuwde, op het punt af te reizen, is door bloedverwanten, vrienden en vriendinnen naar den trein gebracht en nu neemt zij afscheid van haar vroegeren kring. Misschien voor langdurige aanwezigheid. En nu belekken allerlei lippen (een andere naam is er niet voor) dat ééne misschien betraande gelaat. Menige neef of achterneef zoent in de verwarring mede, wier verwantschap verre te zoeken is. En dan al die vriendinnen, welke zich van hun pensionkameraadje of schoolvriendin maar niet kunnen losmaken, ofschoon ze in waarheid van afgunst barsten! – En dit gelik herhaalt zich in het vrouwenleven bij iedere afreis.
Zieken te kussen, zelfs maar verkoudenen, is ook hoogst onvoorzichtig, en ook schijnbaar gezonde mensen moet men het liever niet doen.
“De kus is een drukwerk, waarvan nadruk geoorloofd is,” zegt een spreekwoord. Maar uit een oogpunt van gezondheidsleer moeten wij hiertegen met kracht protesteeren, en strijden voor een gestrenge drukwet. Deze wet moest het publiek in zwijgende overeenkomst hoog houden.
De eerste en eenige paragraaf moest luiden: Het kussen is slechts geoorloofd aan ouders en kinderen uit één gezin, aan gehuwden en verloofden. Reden: Zekere ziekten zijn zóó algemeen verbreid en hun overgang op gezonde personen is zoo licht mogelijk, dat men zich nooit te veel in acht kàn nemen. Dit geldt vooral van de tuberkulose, omdat de tuberkelbacillen reeds in het eerste stadium der ziekte aanwezig zijn en overgebracht kunnen worden door iemand, die nog volkomen gezond schijnt.
De kus is voor de besmetting de uitgezochte weg, zooals de geleerden reeds lang hebben betoogd. Schaf daarom het kussen als liefde- of vriendschapsbetuiging af, en houd het alleen voor hen, aan wie gij door de innigste banden vereenigd zijt.
Verbied uwe dienstmeid, baker of min uwe kinderen te kussen, alsook allen neven en nichten, ooms en tantes. In één woord, het wordt hoog tijd te gaan letten op de voortgeschreden wetenschap, die algemeen erkent dat kussen een zóó innige aanraking is, dat zij als onhygiënisch beschouwd moet worden tussen elkaar niet verwante menschen. Men vergenoege zich met den eenvoudigen handdruk.
Intusschen – ook deze is in de wetenschap verdacht. Ook hier zijn gevaren ontdekt, waaraan duizenden dag in – dag uit – zijn blootgesteld. Om niet te spreken van de walging, die een zweetende hand wekt, welke ons als begroeting toegestoken wordt, – noch van de mogelijkheid om met den handslag ook de schurft te krijgen, die bij voorkeur in de handen zetelt, noch van het gevaar door andere huidziekten besmet te worden, zoo kunnen ook ziekten als cholera, typhus, diphteritis, roodvonk en dergelijke door een handdruk tot u komen. Want de handen, die met allerlei dingen in aanraking zijn, bieden ruim schuilplaatsen voor allerlei ziektekiemen. De hygiënische raad om vóór iederen maaltijd de handen te wasschen heeft goede gronden.
Ook bij heerschende epidemieën moet men het handgeven zooveel mogelijk vermijden, en kan dit niet, dan de handen dadelijk met een desinfectie-middel reinigen. Ook kan men zich door handschoenen beveiligen. Maar afschaffing onder vreemden van den kus en den handdruk zou voor ieder een voordeel zijn.