Sinds 5 juni zijn de musea in Nederland weer geopend. Er gelden nog steeds strenge regels: vooraf aanmelden, gegevens achterlaten, mondkapje op, looplijnen volgen, luisteren naar orders van het personeel, handen ontsmetten. Maar na een halfjaar van gesloten musea maakt dat de bezoekers weinig uit; veel musea waren zelfs het eerste weekend al helemaal volgeboekt.
Hoe anders was dat allemaal in 1893. Je kon gewoon in alle rust ronddwalen in het Haagse huis van de toen al beroemde schilder Hendrik Willem Mesdag, dat hij had ingericht als museum. In het nummer van 1 februari wordt deze ‘Geheimtip’ met de lezeressen van De Hollandsche Lelie gedeeld.

File:HW Mesdag in zijn atelier in Den Haag (1889) — 1785 19533.jpg

H.W. Mesdag in zijn atelier (1889)

Een bezoek aan het atelier van H.W. Mesdag
Misschien zal menigeen in de Residentie, evenals ik tot voor korten tijd, in de onwetendheid verkeeren, welk een verzameling moois men zien kan, wanneer men des Zondagsmorgens zich vervoegt in de Laan v. Meerdervoort No. 9 bij den schilder H.W. Mesdag. Een dienstmeisje geleidt u een aantal trappen op langs portalen, gezellig ingericht met kleedjes, tegels, schilderstukjes, zegt U met een woord, hoe ge, wanneer ge die en die zaal gezien hebt, die en die trap kunt opgaan en dan zus en dan zoo, enz. Wat een grappig gebouwd huis! Vol trappen midden in, vol ruime, museum-achtige kamers, vol hooge, groote ramen, lichte portalen, gezellige vestibulen, maar vooral wat een voorraad schoons is er te zien. Behalve de schilderijen, staan er antieke kasten met aardewerk uit de fabriek van Roozenburg, pullen en vazen en borden van grilligen vorm en artistieke teekening, antieke kasten met Japansche voorwerpen; staan er antieke stoelen en tafels, hangen er spiegeltjes en één grooten spiegel, prachtig gebeeldhouwd vol krullen en engeltjes. En dan de schilderijen, welk een rijkdom! Welk een afwisseling van namen, onderwerp en teekening! Daar zijn een massa Daubigny’s, verscheidene van Corot, een groot doek van Millet, Hagar en Ishmaël, enkele Mauves, interieurs van Artz, men ziet er portretten en landschappen en bloemen en vruchten, allen van Mevrouw Mesdag-van Houten, een Muncakzy, een kleinen Bosboom en dan de doeken van Mesdag zelf. Vier groote trekken bijzonder de aandacht. Twee daarvan, die aan weerskanten van Millets “Hagar” hangen en ongeveer van dezelfde grootte zijn, dateeren van den winter van 1891. Eén stelt een groote pink [zeilvaartuigje] voor midden in de ijsschotsen en niets dan enkele zeemeeuwen daar om heen en de lucht daarboven. Welk een indrukwekkende voorstelling! Hoe weinig hulpmiddelen en wat een diepen indruk maakt het, indruk van koude, van somberheid. Het pendant is de zee, naar ik meen, in dezelfde maand Januari 1891, niets dan een woeste, onstuimige, donkere zee met witte koppen en wit schuim. Nòg rustiger, nòg eenzamer is dit doek, nòg dieper van opvatting zou ik meenen, zoo waar, eenvoudig en grootsch.
Na die beide trekken het meest de aandacht twee groote doeken in zwart hout in den muur gezet, het eene, een zee bij maangezicht, het andere niets dan zee en lucht en pinken, maar wèlk een zee! wèlk een lucht! Men voelt de warmte der zon op de baren, men ziet het zachte bewegelijke van de stille natuur, men hoort het zachte kabbelen der golfjes, die meer op een meer dan op een zee gelijken. Vroolijk, frisch, licht is de indruk, dien men van dit schilderij krijgt en dan dat maangezicht! Dat zilveren schijnsel achter de donkere wolken, op het water, op de pinken, ‘t is of men de natuur vóór zich heeft.
Nog zou men melding moeten maken van verscheidene andere doeken, door hetzelfde penseel geschilderd, van kleine stukjes, den grooten meester waardig, van een groot doek, de uitgraving van een kanaal voorstellende, maar op éénen morgen kan men onmogelijk alles afzien, zelfs maar oppervlakkig.
‘t Is intusschen ook al laat geworden, maar vóór ge heengaat, moet ge eens even een blik werpen in het atelier dat openstaat evenals alle kamers trouwens, waarvan de meesten, in plaats van een deur, slechts portières [soort gordijnen] hebben. ‘t Is stil om u heen, de meeste bezoekers zijn vertrokken, het dikke kleed dempt uwe schreden en onwillekeurig dempt ge ook uwe stem, bevangt u een gevoel van heiligschennis over uwe nieuwsgierigheid. Een ruim, groot vertrek met een groot, hoog vierkant raam, een groote kast, waarop tal van visscherspinken van verschillende grootte, zóó kunstig bewerkt, dat menige jongen er met begeerige blikken naar zou kijken, drie verdroogde lauwerkransen tegen den muur, een tafel met brieven en papieren, een tafel met een palet, penseelen en allerlei paperassen, ezels met vergulde lijsten zonder doek er in, schetsen en doeken op den grond tegen stoelen en ongeveer in het midden der kamer een ezel, waarop een begonnen schilderstuk, weer een zee en een, die een waar meesterstuk belooft te worden.
Voor het atelier komt ge in een suite van twee andere kamers, waarschijnlijk de salons of huiskamer, maar doet ge als ik deed, dan drijft ge uwe nieuwsgierigheid niet al te ver en gaat heen, vol verrukking over het vele schoone dat ge gezien hebt, vol dankbaarheid voor de menschen, die zoo bereidwilig hun huis opensellen, om anderen te laten genieten van wat ze bezitten en vast besloten, dat ge nog eens terug zult komen, om de herinnering levendig te houden aan het kunstgenot, dat ge daar gesmaakt hebt. En ik eindig met een opwekking aan alle Haagsche Lelies! Gaat toch eens daarheen en bewondert! Ge zult u uwen morgen zeker niet beklagen.

[Zie voor informatie over het museum van nu en Panorama Mesdag de site van De Mesdag Collectie: https://www.demesdagcollectie.nl/ ]

 

Den Haag Mesdag