Het hoofdartikel van De Hollandsche Lelie van 5 februari 1902 gaat over een tijdloos onderwerp: mopperen. De auteur, G.E., die het artikel ‘naar het Engelsch’ schreef, sluit af met een aantal tips waar wij ook nu nog ons voordeel mee kunnen doen. 

Bij enkele menschen schijnt de neiging tot mopperen een eigenschap te zijn, die ze met andere twijfelachtige zegeningen van hun voorouders hebben geërfd. ‘t Is of ze er zich met ijver op toeleggen, of het een hartstocht bij hen wordt. Uit welken hoek de wind ook moge waaien – zij zijn uit hun humeur. Ze stappen altijd met het verkeerde been uit bed en vergallen hun eigen leven en dat van hun omgeving door zich den ganschen dag te ergeren. Niet zelden beheerscht deze liefelijke (?) gewoonte heele gezinnen; de vader hakt op de dochters, de broers vitten op de zusters en alle met elkaar op de arme moeder. Een prettig huishouden om er een vacantie door te brengen!
‘t Gebeurt soms dat jonge menschen zich bij het mopperaarsgilde aansluiten, dewijl het toeval hen in een omgeving van ontevredenen geplaatst heeft en ze met den geest der omgeving besmet worden, zonder het te willen of te weten. Hieruit volgt dat het ieders plicht is een voorbeeld van opgeruimdheid te geven, opdat er in den huiselijken omgang een aangename toon heerscht.
Gezondheid legt in dit opzicht veel gewicht in de schaal. Ze brengt als vanzelf opgewektheid met zich, maar de gewoonte om opgeruimd te zijn bevordert omgekeerd ook de gezondheid. Waar beide aanwezig zijn hoort men geen gemopper.
Lijdt iemand aan een kwaal buiten haar schuld, dan moeten we geduld hebben met haar onaangename stemming, ‘t gevolg harer ziekte, maar gemelijkheid en lichtgeraaktheid zijn moeilijk te verdragen van iemand, die haar slechte gezondheid aan eigen domheid en eigenzinnigheid te wijten heeft. Pruttelen we niet omdat we ons onwel voelen, maar alleen uit gewoonte, uit mopperzucht, dan valt het ons nooit moeilijk daartoe een aanleiding te vinden.
Om te beginnen kunnen we het onuitputtelijk thema opvatten, dat we niet zijn wat we zouden wenschen – een dankbaar onderwerp voor een brompartij! Is, wat ge zoudt willen zijn, onbereikbaar, des te beter, uw stof is dan niet gauw uitgeput.
Misschien zou de een of ander er u op kunnen wijzen dat ge het verlangen om anders te worden kondt omzetten in het ernstig streven naar zulk een verandering, maar het opvolgen van dien raad zou jammer wezen, omdat het uw gemopper zou bederven.
De mopperaarster kan zich ook in ‘t eindelooze ergeren over dingen, die in haar oog verkeerd gaan, bijv. over het slechte weer, over het gestoord worden in haar werk, over het moeten zoeken naar iets dat ze niet geborgen heeft, over de hoofpijn van haar vriendin die een plannetje verijdelt, over haar zoute soep of haar lauwe thee.
Kortom het moeilijke (?) leven plaatst allerlei teleurstellingen en bezwaren op haar weg die haar telkens en telkens uit haar humeur brengen.
Waagt iemand de opmerking dat anderen misschien nóg zwaarder leven hebben dan zij, dan krijgt hij den wind van voren. Een goed mopperaarster zal dit niet licht gewonnen geven. Haar tegenvallers, haar beproevingen en teleurstellingen zijn altijd het grootst en onverdiend.
Nog een dankbaar onderwerp om over te pruttelen, dat de menschen ook nooit doen wat je van hen zoudt verwachten; vooral voor degenen, die meenen dat de wereld alleen door hen goed bestuurd zou kunnen worden.
Dat deze of gene niet denkt zooals zij denken, geeft hen ook telkens ergernis. Niemand kan een goed mopperaarster zijn die een anders opinies heeft leeren verdragen en zich rustig neerlegt bij het: zooveel hoofden, zooveel zinnen.” Een zaak kan alleen op haar wijze beschouwd worden; een andere opvatting vindt ze onzinnig.
De hemel beware ons voor den omgang met pruttelaars! Hun levensbeschouwing is besmettelijk en al ontkomen we ook aan die besmetting, ze bederft toch altijd min of meer onze vroolijke stemming. Spreekt ge hen tien minuten, dan hebt ge niets beters gehoord dan dat hun gezondheid treurig, hun huiselijke omgeving saai, hun werk lastig en vervelend, het weer afschuwelijk en hun leven akelig eentonig is. Dit opwekkend verslag wordt u gedaan met een gezicht, waarop ergernis en ontevredenheid om den voorrang strijden, een gezicht waaraan de neerhangende mondhoeken, de diepe rimpels, de doffe oogen, de bittere glimlach al het aantrekkelijke benomen hebben.
Een opgewekt gelaat daarentegen trekt aan, bezit een eigenaardige schoonheid, die onregelmatige trekken over het hoofd doet zien. Opgeruimde mensen bezitten de heerlijke gave alles in hun omgeving te verhelderen, overal een blijde stemming te voorschijn te roepen; ‘t is alsof ze de kaars van een ander aansteken met hun eigen kaars, zonder dat deze iets van haar helderheid verliest. Zij zelf putten weer genoegen uit de vroolijkheid om hen heen. Iedereen ziet hen graag en geeft hen bewijzen van sympathie.
In een naargeestige stemming kunnen wij noch zonnewarmte gevoelen, noch natuurschoon genieten; de schepping komt ons dan slechts doodsch en onbezield voor.
“Een mensch zonder vroolijkheid,” zegt Swett Marden, “is als een wagen zonder veeren waarin men onzacht wordt heen en weer geschud door iederen steen, waarover hij heengaat. Een opgewekt mensch heeft veel van een wagen met veeren, waarin men over de ruwste wegen kan rijden en geen andere gewaarwording ondervindt dan van een aangename schommeling.”
De blijmoedige draagt de lasten des levens geduldig, zonder zijn veerkracht in noodeloos geklaag te verspillen. Hij worstelt moedig voorwaarts, dankbaar de schaarsche bloemen plukkende die langs zijn pad bloeien.
Zeg niet dat zulke naturen oppervlakkig en onverschillig zijn. Juist de ernstigste karakters putten moed, kennis en geduld uit hun tegenspoed.
Wonderlijk dat de pruttelaars niet zien, hoe ze zichzelf in het licht staan en dat het beste deel is weggelegd voor hen, die de onvermijdelijke wederwaardigheden in het leven zoo opgewekt mogelijk aanvaarden.
Anthony Trollope, de bekende schrijver, zei eens: “Naar mijn overtuiging kan in deze wereld geen vreugde bestaan.”
Waarschijnlijk sukkelde de man met een slechte spijsvertering; zoo niet, dan had hij zijn verwachtingen te hoog gespannen en tot zijn ontgoocheling ondervonden dat er minder vriendelijkheid, minder verstand, minder eerlijkheid en dankbaarheid bij de menschen te vinden waren, dan hij zich gedroomd had.
Voor menschen met matige eischen is de wereld nog zoo kwaad niet en geeft ze altijd meer reden tot dankbaarheid dan tot gemopper. Het toegeven aan somberheid wordt eenvoudig een gewoonte. Richt uw aandacht zooveel mogelijk op aangenaame onderwerpen. “Wilt ge niet dat ontevreden gedachten bij u postvatten,” zei eens een verstandig mensch, “weer ze dan uit uw hoofd, zooals ik het onkruid uit mijn tuintje houd; ik zet er zoo veel mooie planten en bloemen in, dat er geen plaats voor onkruid overblijft.”
Zoek druk werk. Negen tiende van het leger der mopperaars bestaat uit nietsdoeners. Ga niet egoïstisch uw eigen wegje, maar voel en toon belangstelling, medelijden, vriendschap.
Als ge dezen raad opvolgt, zult ge niet alleen een beter, maar ook een gezonder mensch worden. De knorrige, gemelijke stemming, het slechte humeur, oefent zijn nadeeligen invloed op het gestel, tast zenuwen en hersens aan, ja verzwakt zelfs het hart. Daarentegen verlengt de heerlijke gewoonte alles van de lichtzijde te bekijken uw leven. Salomo wist reeds dat blijmoedigheid de beste medicijn is.
Opgeruimdheid is misschien geen inheemsche plant bij ons. Ik heb in landen gewoond, waar de menschen een aangeboren vroolijk temperament bezaten dat zich op hun gezichten afspiegelde, maar het kostbaar gewas kan met zeer veel succes ook in onzen hof gekweekt worden. Beproef het eens! In ‘t begin zult ge al uw zelfbeheersching te hulp moeten roepen en dikwijls ondervinden dat de voorgewende opgewektheid niet in uw hart aanwezig is, maar de eenmaal aangenomen gewoonte om den zilveren rand langs elke donkere wolk te willen zien, zal u ten slotte tot een tweede natuur worden.
Geluk en gezondheid zullen het loon zijn van uw streven.
(Naar het Engelsch.)    G.E.

gedrag hoofdartikel