Het lijkt wel of op dit moment heel Nederland aan het opruimen of schoonmaken is – of in ieder geval plannen in die richting heeft. Zelfhulpboeken als Opgeruimd! van Marie Kondo en Het Grote Poetsboek van Diet Groothuis liggen op grote stapels in de winkels. Dat is niet alleen iets van deze tijd; ook aan het eind van de negentiende eeuw werden er al praktische tips gegeven om het huis aan kant te krijgen, én te houden.

In De Hollandsche Lelie van 27 juni 1894 vinden we bijvoorbeeld een bijdrage van ‘Huismoeder’ onder de titel ‘Je weet wel hoe je heengaat, maar niet hoe je terugkomt’:

‘Mijne grootmoeder was gewoon, eer zij zich voor hare dagelijksche avondwandeling mij klaarmaakte, iedere kleine wanordelijkheid in haar voorbeeldig ingericht huishouden op te ruimen; spoorde ik haar dan soms in jeugdig ongeduld aan om te vertrekken, dan antwoordde zij altijd: “kind, je weet wel hoe je heengaat, maar niet hoe je terugkomt.”
Het nut van deze gewoonte kon ik toen volstrekt niet inzien: Het leek mij zeer onwaarschijnlijk dat wij – zooals de oude vrouw zeide – op onze eenvoudige wandeling een ongeluk krijgen of met vreemden terugkomen zouden. Zonder grootmoedertjes dikwijls herhaalde vermaning zou ik meer dan eens een begonnen handwerk of kleedingstuk hebben laten liggen, een kastdeur open laten staan of het tafelkleed scheef laten hangen. Nu rust de goede vrouw reeds lang in de koele aarde en ik ben vrouw en moeder, maar iedere kleine eigenaardigheid der oude vrouw is, evenals zoo menige gewoonte, die haar eigen was, op mij overgegaan.

Daar wij geen tuin hebben, ga ik minstens éénmaal per dag met mijne kinderen wandelen. Dat veroorzaakt door de stoornis in het werk waaraan ik bezig ben en het haastige aankleden der kinderen talrijke wanordelijkheden. Maar alles wordt vlug opgeruimd, want het is mij onmogelijk iets te laten liggen. Ontmoet ik onderweg lieve familieleden of bekenden dan kan ik hen rustig mee naar huis nemen zonder het pijnlijk gevoel te hebben, hen in een wanordelijke kamer te moeten brengen.
Komt, wanneer ik afwezig ben, mijn man op een ongewoon uur thuis, dan verheugen wij ons beiden, dat hij alles in de beste orde vindt.
Geheel afgezien van vreemde bezoeken, is het voor eene huisvrouw veel aangenamer in een net huishouden terug te komen, dan dat zij alles overhoop vindt en, vermoeid van de wandeling, alles nog opruimen moet.’

huishouden