In De Hollandsche Lelie staan regelmatig gezondheidsadviezen. In het nummer van van 6 januari 1892 vinden we een artikel door ‘Simplex’ over slapeloosheid en slaapmiddelen. Een deel van de tips is ook nu nog erg goed bruikbaar. Het motto boven het artikel komt uit Shakespeare’s Macbeth en luidt: “Gij mist de laafnis aller wezens: slaap.”
Over het wezen van den normalen slaap bespraken we reeds vroeger het een en ander; daarom echter behoeft slapeloosheid niet minder onze aandacht, want deze mag immers niet beschouwd worden als eenvoudige afwezigheid van slaap!
Slapeloosheid is iets abnormaals, iets ziekelijks en komt b.v. zeer dikwijls voor bij zielslijden of ziekten, die gepaard gaan met koorts of pijn. Hierover willen we thans niet spreken, daar bij deze toestanden de behandeling van de grondkwaal de aangewezen weg is, om ook het gebrek aan slaap op te heffen.
Neen, als we hier over slapeloosheid spreken, bedoelen we daarmede die soort, waarvan geen grondlijden als oorzaak is aan te wijzen; waarbij de patiënt zich overigens volmaakt wel gevoelt, doch alleen te korte of wel te onvaste slaap zijn nachtrust onvolkomen maakt.
Zoo herstellend en opfrissend een gezonde slaap is, zoo afmattend en uitputtend is langdurige slapeloosheid; en moge gene de oorzaak zijn van een opgewekte gemoedsstemming en derhalve van vele goede daden, deze sleept, behalve vaak slechten eetlust en dergelijke storingen, meest een kwaad humeur en allerlei booze luimen na zich, die zoowel den lijder als zijne omgeving een voortdurende kwelling zijn.
Zoodoende kan slapeloosheid veel ellende veroorzaken; het kan iemands werkkracht en ijver vernietigen en de tevredenheid en het geluk van een gezin ernstig verstoren. Ze komt langzaam als een donkere wolk opzetten, die al grooter en grooter wordt en ons zonnig leven geheel dreigt te verduisteren.
Juist omdat slapeloosheid in den hier bedoelden vorm bij overigens gezonde menschen voorkomt, openbaart ze zich zoo langzaam en sluipend en wordt er aanvankelijk ook geen raad van deskundigen ingeroepen, of wel de kwaal wordt helaas bestreden door middelen, die vaak nog meer nadeelen teweegbrengen dan de ziekte zelf.
Wat de oorzaken betreft van langdurige slapeloosheid, deze zijn zeer uiteenlopend en staan voor een goed deel in verband met de meerdere of mindere prikkelbaarheid der betrokken personen.
Dikwijls ligt het werkelijk aan kleinigheden. Het is b.v. een feit, dat bijna ieder het best slaapt in zijn eigen bed, waarvan hij den vorm en de omgeving kent en waar hij dus niet door iets ongewoons wordt afgeleid.
Sommige personen, en vooral ouderen van dagen zijn trouwens zeer vatbaar op dit gebied en worden door het geringste geluid of een enkele lichtstraal gestoord in hun zoete rust.
In het algemeen echter is de reden van slapeloosheid elders te zoeken en, om hier niet te spreken van treurige maatschappelijke toestanden, die honger of veel zorgen en zoodoende slapeloosheid na zich slepen, moeten we de oorzaak meestal zoeken in overspanning of in gebrek aan inspanning.
Dat te weinig inspanning slapeloosheid kan veroorzaken, is zeker vrij duidelijk; want waartoe zou veel slaap ook dienen bij personen, welke geestelijk of lichamelijk maar half meeleven? Waar geen vermoeidheid is, kan ook van rust geen spraken zijn.
Doch anders is het gesteld (en hier komt het ziekelijk karakter der slapeloosheid beter aan den dag) bij personen, die veel, ja te veel werken en toch de noodige rust en versterking niet kunnen vinden in een verkwikkenden slaap.
Overspannen! dit woord zegt veel; het zou een bijnaam kunnen zijn voor onze eeuw, waar alles jacht en jaagt, waar de meeste menschen moeten rennen om een betrekking, struikelende over hun eigen voortvarendheid – “si pressés que nous trouvons à peine le temps de respirer,” zooals Mevr. Ciccolini zegt – en waar onze ijver vaak met slapeloosheid beloond wordt!
Overspanning op lichamelijk gebied is nog zoo erg niet en moet al vrij groot en betrekkelijk ongewoon zijn, wil ze onzen slaap belangrijk benadeelen, zooals b.v. na te lang dansen of schaatsenrijden kan voorkomen. Doch erger is het gesteld met geestelijke overspanning, b.v. geboren uit examenjacht, het bovenmatig veel lezen van allerlei onnatuurlijke, opwindende romans, ontzettend fijne handwerken, die alle aandacht noodig hebben, enz. enz. “Haar oorzaak rust in ‘t brein,” zegt Bilderdijk. Hier is meestal een volledige kuur noodig, om den lijder geheel te genezen.
Bij enkelen moet de reden der slapeloosheid gezocht worden in het overmatig gebruik van opwekkende middelen als koffie en thee, terwijl bij anderen soms voortdurende koude der voeten het inslapen belemmert.
Doch, zult ge zeggen, waarde lezeressen, wat is “the way out?”
Het is te begrijpen, dat tegen een kwaal, die uit zulke geheel verschillende oorzaken voortspruit, geen algemeene geneeswijze te geven is. Wel kan men steeds iedere slapeloosheid doen wijken door bepaalde chemische slaapmiddelen, doch hier is zeker het geneesmiddel erger dan de kwaal. De gevaren, verbonden aan het voortdurend gebruik van morphine, cocaïne en dergelijke stoffen, zonder uitdrukkelijk voorschrift van den geneesheer, zijn zoo verbazend groot, dat we dit ten sterkste moeten ontraden. Men wordt de slaaf van het geneesmiddel als een verfijnde dronkaard, die bijna steeds zedelijk, vaak ook maatschappelijk geheel te gronde gaat. Zelfs met de aanwending van alcoholica als slaapmiddel (b. v. cognac) moet men zeer voorzichtig zijn, daar nooit iemand te voren van plan is zijn dagelijksche dosis te vergrooten en dus ook nooit weet, hoe hij wellicht allengs tot de grootste ellende geraakt.
Het is trouwens herhaaldelijk voorgekomen, dat zeer beschaafde en matige personen, wien als slaapmiddel cognac aanbevolen was, door het langdurig gebruik en de toenemende hoeveelheid tot volslagen dronkaards werden. Van deze scheikundige slaapmiddelen heeft men bij de gewone slapeloosheid dus nooit heil te verwachten; de geneeswijze moet zich hier meer richten naar de oorzaak van het lijden.
Zoowel daar waar gebrek aan inspanning als waar geestelijke overspanning des Pudels Kern is, zijn de beste geneesmiddelen: zuivere lucht en veel beweging.
Bij overspanning is echter een nog zorgvuldiger behandeling noodig; absolute onthouding van geestesarbeid is hier eigenlijk het meest van belang, terwijl de noodige afleiding moet dienen, om den patiënt niet telkens te doen denken aan datgene, wat hem in den laatsten tijd zoo sterk bezighield.
Evenals hier is ook bij de slapeloosheid, zooals ze bij jonge personen in groote, drukke steden vaak voorkomt, flinke en volgehouden lichaamsoefening, actieve en passieve beweging onder allerlei vorm, uitstekend. Zeer wenschelijk is in dusdanige gevallen ook een verblijf aan zee, op de bergen of buiten op het land, waar elke ademhaling versterkt en iedere beweging het lichaam goeddoet. “‘t Is alles door Natuur tot ‘s menschen heil gegeven.”
Bovendien zijn er nog vele algemeene regels, om slapeloosheid te bestrijden. Natuurlijk is het steeds goed, om zoo mogelijk alles wat hinderlijk is weg te nemen: slaat de pendule te sterk, laat ze dan stilstaan; beneemt een licht u den slaap, zet dan een scherm er voor, enz. Evenzoo is het wenschelijk om ‘s avonds bijzondere prikkels te vermijden b.v. weinig thee te drinken, niet te lezen.
“En schoon dat u de geest tot lesen is belust,
»Ghij des al niet-te-min begeeft u tot de rust.”
Verder zich niet op te winden enz. en dan nog liefst ongeveer op denzelfden tijd naar bed te gaan.
De slaapkamer zelf moet luchtig en niet te warm zijn, liefst met een verwijderd raam steeds een weinig geopend, opdat voortdurend zuivere lucht kunne binnenkomen. Het bed moet niet te zacht zijn, vooral het hoofdkussen niet, terwijl de bedekking niet anders mag zijn dan gelijkmatig en dun.
Bedgordijnen zien we het liefst schitteren door afwezigbeid, omdat ze de luchtverversching aanmerkelijk belemmeren.
Terloops herinneren we nogmaals er aan hoe nadeelig het slapen met open mond is.
Wil het niet gelukken, om door deze eenvoudige regelen een meer gezonden slaap te herkrijgen, dan kan men ‘s avonds koude wasschingen van het bovenlijf met zorgvuldige afwrijving of wel kortdurende lauw-warme baden aanwenden; zeer gunstig werkt vaak ook een koude compres op het hoofd, het drinken van een glas koud water vóór het naar bed gaan enz.
Degenen, die door koude voeten belemmerd worden te inslapen, kunnen òf een warm kruikje aanwenden, òf, wat zeker beter is, ‘s avonds een koud voetbad nemen en hierna de voeten flink warm wrijven.
Deze algemeene voorschriften zijn bijna steeds voldoende, om een flinken, gezonden slaap te krijgen, doch het is bij voortdurende slapeloosheid steeds wenschelijk, zich tot zijn geneesheer te wenden, met het oog op het mogelijk bestaan van een of ander grondlijden.
Overigens, waarde Lezeressen, wensch ik U voortdurend een goede nachtrust.