[Uit De Hollandsche Lelie van 20 november 1895]
“Slapen is een algemeene gewoonte bij alle volken,” schreef een schooljongen in zijn opstel; even waar is echter dat er groote verscheidenheid bestaat in de manier van slapen bij verschillende volken. Omstandigheden, die den eenen mensch doen slapen, houden den ander wakker. Een verdoovende medicijn, welke dezen onmiddellijk in diepen slaap doet vallen, brengt genen in een toestand van zenuwachtige opgewondenheid.
De Europeaan of Amerikaan slaapt dan rustig, als hij een zacht kussen onder het hoofd heeft, doch de Japanner strekt zich op een mat op den grond uit, en schuift een hard, vierkant blok hout onder zijn hoofd: zonder dit blok zou hij slecht slapen.
De Chinees is zeer kieskeurig op zijn slaapplaats, die wel heel eenvoudig, maar meestal mooi uit hout gesneden is. Zijn bed is evenwel niet zacht, hij gebruikt daar matten voor.
Terwijl de bewoners van noordelijke landen niet kunnen slapen, als zij geen ruimte genoeg hebben om hunne beenen uit te strekken, rollen de bewoners der tropen zich evenals de apen in elkander en slapen het best in deze houding.
De Hollander bedekt zich met een paar dekens en slaapt, dikwijls in den winter, met een open raam.
De Rus daarentegen slaapt nergens liever dan op den grooten oven in zijne woning. Kruipt hij ‘s morgens uit dit warme bed, dan neemt hij een koud bad, ook al moet hij het ijs er eerst voor verwijderen.
De Laplander kruipt met het hoofd in een zak van rendiervel en slaapt daarin warm en naar zijn zin.
De Oost-Indiër, aan het andere eind der wereld, heeft ook een slaapzak, maar deze is heel wat luchtiger dan die der Lappen en heeft ten doel de muskieten op afstand te houden.
De Engelschman heeft een veeren hoofdkussen, maar slaapt verder op stroo- en haarmatrassen.
De Duitschers slapen onder een veeren dekbed. Het is voor vreemdelingen dikwijls een raadsel en een kunst om den geheelen nacht onder zulk een bed te blijven liggen.