Rond 1900 mochten winkeliers hun zaak zo lang open houden als ze zelf wilden. Winkels sloten vaak pas ‘s avonds laat en waren ook op zondag open. Pas bij de Winkeltijdenwet van 1930 kwam daarin verandering. Deze wet had vooral tot doel om het personeel te beschermen, dat vaak wel tachtig uur per week moest werken. De wet stond openstelling toe op werkdagen van 05.00 tot 20.00 uur en op zaterdag tot 22.00 uur. Winkels moesten op zondag worden gesloten, al werd die verplichte zondagssluiting in 1934 alweer gedeeltelijk tenietgedaan: er kwam weer een mogelijkheid tot zondagsopening.

In 1951 zou de winkelopening weer worden beperkt: vastgesteld werd dat winkels open mochten zijn van 05.00 tot 18.00 uur op maandag tot en met zaterdag. Er kwam opnieuw een verplichte sluiting op zondag. Bij de winkelsluitingswet van 1976 werd de koopavond mogelijk gemaakt; in 1984 werden opnieuw koopzondagen geïntroduceerd. Met het Regeerakkoord 2012 werd de wettelijke winkelsluiting op zondag opgeheven. Het is nu aan gemeenten om desgewenst nadere regels te treffen.

In 1902 maakten de winkelbedienden dus nog extreem lange dagen, vandaar dat door het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid een oproep werd gedaan in De Hollandsche Lelie, getiteld ‘Een beroep op alle vrouwen, in ‘t bijzonder op de huismoeders’.

Nostalgiekrant kruidenierswinkel jordaan“Meer en meer wordt er gedacht en gesproken over het onderwerp: Vervroegde Winkelsluiting. Men begint de noodzakelijkheid te gevoelen om iets te doen in het belang der talrijke winkelbedienden (waaronder meer dan 16,000 vrouwen), die door het laat openblijven van winkels en magazijnen en de nà de sluiting dikwijls nog volgende werkzaamheden, een veel te langen arbeidstijd en te weinig gelegenheid voor ontspanning en nachtrust hebben. Dat verbetering in dezen gewenscht is, ieder die iets voor zijn medemenschen gevoelt, stemt het toe.

In het buitenland heeft men de zaak reeds zoo dringend geacht, dat in de meeste landen wettelijke bepalingen in het leven geroepen zijn, die een winkelsluiting te 8, te 9, soms zelfs te 7 uur voorschrijven.

Ook in ons land is een beweging in dien geest ontstaan; de winkelbedienden zelf, in vereniging met aanverwante vakken, hebben een comité voor vervroegde winkelsluiting opgericht. Maar hun kunnen is uiteraard beperkt. Wel gaven in onze stad [voetnoot: In verscheiden magazijnen liggen adressen van ad haesie, waarop het publiek flink teekent] de patroons het bewijs van hun goede gezindheid door ook van hun kant een Vereeniging ter verkrijging van vervroegde winkelsluiting op te richten, maar ook zij hebben in dezen weer rekening te houden met een derden factor, – het koopende publiek.

Want het is het publiek, d.i. wij allen, voor wie de winkels des avonds laat open blijven, voor wie het dure gaslicht tot in den nacht brandt, voor wie de vermoeide winkelbedienden op hun post moeten volharden. En hoe stellen wij zelf niet de ontspannende en gezellige avondrust op prijs. Zouden wij die niet gaarne allen gunnen?

En onder het publiek zijn het wederom de vrouwen, die in dezen de grootste verantwoording hebben. Tot haar richten wij deze ernstige opwekking: steunt deze beweging, deze vreedzame hervorming.

Wij helpen immers allen gaarne, wij verlangen geen van allen, dat voor ons persoonlijk deze verkeerde gewoonte in stand zal worden gehouden. Laat ons dan ook bijdragen tot het welslagen van dit sympathieke streven. Ten eerste door, zooveel in onze macht ligt, niet meer ‘s avonds laat inkoopen te doen of te laten doen en door, elk in eigen kring, sympathie te wekken voor het denkbeeld en voor die winkels, waar het zal worden uitgevoerd.

Daartoe wekken wij de vrouwen van harte op, krachtens de ons gestelde taak, om voor de belangen der arbeidende vrouwen op  te komen, maar niet minder uit een beginsel van humaniteit.

Namens het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid,
De Directrice, Marie Jungius
‘s-Gravenhage, November 1901

[in De Hollandsche Lelie van 1 januari 1902]

Marie Jungius vrouwenarbeid