Eens in de zoveel jaar komt het schrijven van brieven aan bod in De Hollandsche Lelie. In het nummer van 12 januari 1898 deelt ‘Jacqueline’ in de rubriek Vormen een serie praktische tips met de jonge lezeressen. Je krijgt bij het lezen van dit soort stukken altijd zin om zelf ook weer eens wat vaker een brief te schrijven, al zijn de adviezen ook wel wat ontmoedigend. Het komt nogal precies: “Daarom moet hij altijd goed opgezet, opgesteld en afgewerkt worden, willen wij aanspraak maken op den naam van een beschaafd mensch in den volsten zin van het woord.”

“O hemeltje, het is waar ook, tante Anna is morgen jarig en ik moet haar nog een brief schrijven. Wacht even op me, dan gooi ik er een op papier…. Daar haakt me die vervelende pen, zeker eene slechte, en ik heb geen tijd eene andere te halen, zal er maar onder zetten “in haast,” dan vergeeft tante me wel.”
En een kwartiertje later wordt de brief gepost en voelt de schrijflustige jonge dame zich zeer verlicht, dat ze daar juist nog aan dien verjaardag gedacht heeft vóór ze ging wandelen!
Maar een slordige brief is een persoonlijke onbeleefdheid, daar men er uit lezen kan: “Voor u is het goed genoeg.”
Het zal zeker nu juist niet met een aangename gewaarwording zijn, dat de gelukkige tante dien “in haast” geschreven brief leest. Hoe dikwijls worden er niet zulke brieven verzonden, zonder dat de schrijfster er één ogenblik over denkt, dat ze zondigt tegen de eenvoudigste regelen van wellevendheid. Dezelfde jonge dame zou verbaasd opkijken, wanneer men haar vertelde dat haar brief denzelfden indruk maakt als het volgende bezoek.
Hijgend en met gloeiende wangen komt het nichtje de kamer binnenstormen, drukt tante, nog geheel buiten adem, de hand, ratelt een paar conventioneele zinnetjes af, heeft zelfs geen tijd om te gaan zitten en – gaat weer heen.
Niemand zou het zeker wagen ooit zulk een bezoek af te leggen en toch staat het gelijk met een “in haast” geschreven brief, dien men zoo dikwijls geschreven ziet.
Zonder dat onze epistels nu juist als de beroemde brieven van Madame de Staël voorbeelden behoeven te zijn van stijl en taal, moeten zij toch altijd aan de eenvoudigste eischen daarvan beantwoorden. Onze brief is, als ons kleed, een deel van onszelf, hij spreekt zelfs nog meer van onze hoedanigheden; niet alleen vertelt hij of wij netjes, correct en beschaafd zijn maar tevens of wij verstand en hart bezitten.
Daarom moet hij altijd goed opgezet, opgesteld en afgewerkt worden, willen wij aanspraak maken op den naam van een beschaafd mensch in den volsten zin van het woord.
Neem voor brieven steeds wit, liefst zwaar ongelinieerd papier, dat gemakkelijk gevouwen kan worden en juist in de enveloppe past.
Gekleurd en geparfumeerd papier getuigt niet van goeden smaak, vooral niet het laatste.
Een klein monogram in den linkerbovenhoek is geoorloofd, maar gebruik geen papier met allerlei voorstellingen er op. Schrijf met goeden zwarten inkt, duidelijk en netjes, iets wat men zich met wat inspanning gemakkelijk kan aanwennen. Zorg dat de persoon, die den brief ontvangt, zich niet voor het ontcijferen van uw schrift hoeft in te spannen, zoodat hem tijd geroofd wordt. Ook het adres moet met eene flinke duidelijke hand geschreven zijn. Dikwijls gebeurt het, dat jonge dames op het adres aan eene vriendin haren verkorten naam zetten b.v.: Mejuffrouw Staas… terwijl toch de post dien verkorten naam volstrekt niet behoeft te weten! Het adres moet juist in alle vormen zijn, zoodat ieder krijgt wat hem toekomt.
Bedenkt, voor ge begint, goed aan wien ge schrijft, want het is dikwijls een heel geval “wat er boven gezet moet worden.” Zonder dat nu naar uitgelezen woordenkeus behoeft gezocht, moet toch steeds getracht worden stopwoordjes, verkortingen enz. te vermijden, de toon moet beschaafder nog wezen dan de spreekwijze en zooveel mogelijk moet ge u in gedachten stellen in de plaats van de persoon, die den brief ontvangt en leest. Vermijd daarom ook alles, wat kwetsen en beleedigen kan, vier nooit den teugel aan uwe momenteele booze stemming. Het kwetsende woord is zo gauw geschreven, terwijl ge er later spijt van hebt. Wees vriendelijk maar niet licht te familiaar in uwen brief, velen zijn op familiariteit in brieven niet gesteld.
De onderteekening moet zijn naar gelang van het opschrift, maar nooit te overdreven, dat dikwijls een belachelijken indruk maakt.
Een antwoord op eene invitatie moet geschreven worden in den toon van de uitnoodiging zelf, meer of minder deftig. Op eene vormelijke invitatie antwoordt men in den derden persoon b.v. Mejuffrouw Marie…. zal met genoegen enz. Het is noodig den datum en het uur van het feest te herhalen, zoodat de gastvrouw daaruit op kan maken, dat gij het goed begrepen hebt. Een intiem briefje kan in den eersten persoon en op intiemer manier beantwoord worden.
Over brieven van rouwbeklag kan weinig gezegd worden, daar ieder dat doet naar de inspraak van zijn hart. Maak echter deze epistels nooit lang en weid niet te veel uit, want is men bedroefd, dan doen langdradige brieven dikwijls pijn, hoe goed zij ook gemeend zijn. Condoleantiebrieven behoeven niet beantwoord te worden, een kaartje, met m.d. er op is voldoende.
Nog een enkele wenk over het adres. Schrijft men aan een getrouwde dame, wier voornaam b.v. Anna is, dan kan men zetten Mevrouw A. Ellers geboren Brand of men kan den voornaam van haren man gebruiken, maar men zet dan nooit den meisjesnaam der vrouw er achter b.v. Mevrouw Jacob Ellers. – Verkortingen zijn ongeoorloofd.
Het bovenstaande bevat slechts enkele wenken, die men bij het briefschrijven dient in acht te nemen, overigens schrijft natuurlijk ieder zooals zijn hart hem ingeeft.
Men bedenke echter steeds dat een brief even goed als een mondeling gesprek den persoon stempelt, voor hem spreekt en van hem zegt, of hij al dan niet aanspraak kan maken op den naam van een beschaafd mensch.
Haarlem. JACQUELINE

Het artikel ‘Vormen: Brieven’, samen met het huisgenootje dat het overtypen van teksten voor deze site soms wat lastig maakt.

 

brieven Vormen