[Uit De Hollandsche Lelie van 16 december 1903]

Cleveland, September 1903. Particuliere correspondentie aan de Holl: Lelie.

Sinds eenigen tijd in een der grootste en mooiste steden van Amerika wonende, wil ik trachten het een en ander over dit interessante land en volk mede te deelen, vermoedende, dat eenig Amerikaansch optimisme en idealisme uwen lezers en lezeressen welkom zal zijn.

Ik wil dan beginnen met te zeggen, dat de lucht zóó heerlijk en opwekkend is, dat de menschen daardoor echte behoefte gevoelen tot werken, ieder op eigen wijze. Daarom zou het voor zoovele Hollanders uitstekend zijn om hier een een tijd te zijn; niet alleen om eens iets heel anders in alle opzichten te zien en te ondervinden, maar ook om waar te nemen, wat werken is en hoeveel men vermag in een opwekkende lucht.

De Amerikanen over het algemeen leven luchtiger, het is of zij “zorgen voor den dag van morgen” niet kennen, evenmin of zij sparen voor den ouderdom of voor hunne kinderen; zij schijnen te leven bij den dag, steeds hoop hebbende vooruit te komen, en daardoor een gezegend optimisme koesterend in het dagelijksch leven, waarop dat slovend domme werken van de oude wereld maar weinig gelijkt. Bevalt hun eene betrekking niet, dan veranderen zij, snel handelend zonder overwegen; dit gaat hier veel gemakkelijker dan in Holland. In Amerika kan men altijd, en op zooveel verschillende manieren geld verdienen als men wil, terwijl dit in Holland helaas volstrekt niet het geval is. Zij zijn niet, wat wij onder “zuinig” verstaan. Hollandsche huismoeders zouden hun hoofd schudden over de manier, waarop de dames hier huishouden. Als ik aan Holland denk, zie ik een frisch, schoon land in mijne gedachten, omdat alles hier zoo vuil is. Dit is gedeeltelijk de schuld van de fabrieken, maar ook voor een groot gedeelte die der vrouwen. Ze kennen in het geheel niet de idee van netheid welke alles onderhoudt en stofvrij maakt. Ik weet, dat dit in Holland veel overdreven wordt en het zou goed zijn, als er in die peuterige netheid verandering kwam; wanneer Hollandsche huismoeders niet zoo vreeselijk in kleinigheden opgingen en zich daardoor zorgen op den hals haalden, waardoor zij grootere levenszorgen dikwijls over het hoofd zien, maar toch strijdt mijn Hollandsch netheidsgevoel er tegen, dat hoogstens twee keer per jaar het houtwerk van de kamers gedaan wordt, de dames ééns in de week vegen, de ramen een heelen zomer niet gereinigd worden etc. Een werkster die wij hadden zei “you are too particular, you will change, when you are a few years here.” Nu, het kan zijn, maar ik hoop toch steeds mijn Hollandsche netheid hoog te houden. Het is verdrietig, dat er zoo weinig goede hulp voor ode huishouding hier is; de Amerikaansche meisjes schijnen nu eenmaal niet aangelegd te zijn voor huishoudster; zij die hun brood moeten verdienen zijn allen werkzaam in fabrieken, winkels enz., daarom nemen de dames die het betalen kunnen veel Europeesche hulp; zoo heeft een mijner kennissen een Zweedsch en een Finsch meisje in huis. Wat zal dat een Babylonische spraakverwarring geven!

Aan het verstellen van kleederen besteden ze niet veel tijd; dames dragen erg dun goed, dat ze weggooien, als het kapot is. Als ze eene Hollandsche dame zagen, die bezig was een stukje in het een of ander kledingstuk te zetten, zouden ze er zeker verwezen naar kijken en niet begrijpen waarvoor dát dient. De onderkleeren voor dames zijn over het algemeen goedkoop, maar men doet er niet zoolang mee als in Holland, bovenkleeren daarentegen zijn zeer duur. Amerikaansche dames moeten wel een kapitaal besteden aan hunne kleeren, als men ziet, welke keurige, smaakvolle, dure japonnen ze altijd dragen. Zomers hebben ze heel dunne doorschijnende, liefst witten japonnen aan, bijna voor Hollandsche oogen baljapons; maar ik moet er bijvoegen, dat ze deze veel zelf maken en daardoor veel geld besparen. Amerikaansche dames en heeren zien er altijd uit om door een ringetje te halen; dat is iets, waarover ik mij dikwijls verwonderd heb, wanneer men weet, hoe weinig hulp de meesten hebben en hoe vuil de huizen, straten etc. zijn door den rook en zwevende stof. Het wasschen en strijken van het goed is dan ook het punt van de huishouding. Ik moet zeggen, ze hebben er wel succes mee!

Aan het koken wordt veel minder zorg besteed, eene Amerikaansche dame, die ik gekend heb, vertelde mij, dat zij ééns in de week het een en ander kookte en dat zij en hare kinderen verder maar aten, wat er nog over was, of wat ze in de winkels halen kon. De Amerikanen eten minder dan de Hollanders; in hoever het goed is, weet ik niet; zeker is het dat men heel veel slecht uitziende vrouwen en kinderen ziet; doch waar is het ook, dat de Hollanders heel dikwijls meer eten dan zij noodig hebben. Ons lange tafelen of ons gezellig theeuurtje kennen ze niet; alles wordt in den kortst mogelijken tijd gebruikt en van naplakken is geen sprake. De gezelligheid is dan ook iets, wat de Hollanders hier erg missen. Toch zullen de Amerikanen zelden iets gebruiken buiten de vier muren van hunne binnenkamer, ik heb mij zoo dikwijls verwonderd, als ik ergens op visite was, dat mij niets gepresenteerd werd hoogsten een glas ijswater en wat Candy! De Candy wordt op elk uur van den dag en op elke plaats verorberd, het is ontzettend zóóveel suikergoed en bonbons van allerlei soort hier gegeten wordt.

Men kent hier geen café’s met in den zomer stoeltjes en tafeltjes buiten; men moet echter niet denken, dat er daarom minder sterke drank gebruikt wordt; integendeel, maar dan staande aan de toonbank van een salon, dat is een soort herberg.

De huizen maken over het algemeen een aardig effect, omdat elk op zichzelf staat, omgeven door een yard, dit is een stuk grond, meestal met weinig bloemen, maar veel gras. Het gras wordt bijzonder goed onderhouden; de Amerikaan stelt er een eer in het gras prachtig te hebben, zonder een enkel onkruidplantje. Eens of twee keer per week wordt het dan ook gemaaid en het onkruid er uit gehaald. Een yard is niet omgeven door een hek, zooals bij ons, waar vrees voor dieven en inbrekers heerscht, maar men kan integendeel van de ene yard naar de andere loopen en men kan er ook van den straatweg opkomen. Toch zal men nooit baldadigheid zien, ik zou zeggen, juist omdat er vrije toegang is en ook vooral, omdat er weinig sprake van jaloezie kan zijn, daar elke werkman een huisje apart heeft, soms heel klein, maar toch altijd met een stuk grond er bij.

Een belangrijk deel van het huis is de porch, dat is een overdekte stoep waardoor er een soort veranda gevormd wordt. Het is eene plaats, waar de Amerikanen veel huizen; des zomers in den middag zitten de dames er met hunne boeken en handwerken en ‘s avonds, wanneer het werk van de heeren afgelopen is, zit er de hele familie hetgeen beslist een allergezelligst gezicht is. Zoo’n porch leidt tot keuvelen en heeft iets geheimzinnigs, doordat het er betrekkelijk donker is; een groot bezwaar er van is echter, dat het licht van de kamers wordt ontnomen.

Deze zijn over het algemeen niet zoo groot als in Holland, maar men heeft alleen de hoognoodige meubelen. De rockerchairs (schommelstoelen) zijn onmisbaar, men ziet ze overal en bij iedereen en zelfs kinderen hebben dikwijls kleine schommelstoeltjes. Lang niet iedereen woont echter in heele huizen, men heeft ook veel gebouwen, waarvan de verdiepingen (flats) verhuurd worden. Zoo’n gebouw heeft meestal vier vijf of zes verdiepingen, er is meestal een lift aanwezig, welke noodzakelijk is daar de huizen zooveel hooger zijn dan bij ons: een verdieping is dikwijls weder verdeeld in front (vóór) en back (achter) flats, waarvan de laatsten natuurlijk iets goedkooper in huurprijs zijn.

Het wonen in Amerika is overigens erg duur. Voor een eenvoudig flat, bestaande uit huiskamer, eetkamer, keuken, twee slaapkamers en een badkamer betaalt men omstreeks 25 dollars per maan, dat is in Hollandsch geld ƒ 750 per jaar. Daar echter hier alles veel duurder is en ook de loonen hooger zijn, kan men door een herleiding in Hollandsch geld geen goed denkbeeld krijgen van zulke prijzen. Dit verschil buiten rekening latende, zou men kunnen zeggen, dat alles hier anderhalf maar zoo duur is als in Holland. Onder de huur van bovengenoemd flat is gerekend ‘s winters verwarming en het heele jaar door warm water.

Deze twee laatste dingen zijn bijzonder geriefelijk. De verwarming mag vooral niet vergeten worden als in de huur inbegrepen te zijn, daar de kolen hier enorm duur zijn. Voor menschen, die eenvoudig leven moeten, en het liever zonder hulp doen, is het bewonen van een flat zeer aan te raden; alleen heeft men dan geen yard, hetgeen in de zomers een groot gemis is.

Nu ik toch bezig ben met de huizen wil ik ook niet de zoogenaamde “skycrapers” vergeten. Dit zijn gebouwen, bestaande uit twaalf, vijftien, soms twintig verdiepingen; wanneer men voor het eerst zulke gebouwen ziet, (ik herinner mij, dat ik ze het eerst zag toen ik van Hoboken naar New-York met de boot ging) maken ze een grootschen indruk en onwillekeurig denkt men: wat moet daarin omgaan!

SKyline Manhattan 1900

Skyline Manhattan 1900, zie: bron en lijst gebouwen

Eenigen tijd geleden zag ik zoo’n gebouw van binnen; een breede ingang leidt naar een hall, geheel van marmer met randen van met de hand ingelegde steentjes, hetgeen een mooi effect maakt. Ik stapte in een lift en had tegen den elevatorboy (liftjongen) niets anders te zeggen dan 7.21, hetgeen beteekent: zevende verdieping, nummer een en twintig. Op de 7e verdieping uitgestapt zijnde, kwam ik in een breede gang, waarop alle kantoren uitkomen. Elke verdieping van dat gebouw heeft dertig kantoren en daar er dertien verdiepingen zijn, zijn er dus drie honderd negentig kantoren! Het gebouw bestaat geheel uit ijzer met een laag beton, ook is alles brandvrij gemaakt. Ieder kantoor heeft onder den houten vloer een ijzeren vloer, zoodat, wanneer er brand mocht komen, deze zich altijd beperkt tot één kantoor. Daarenboven is in elke gang een brandspuit aangebracht, die men zelf hanteeren kan, door hem van den standaard te nemen en de kraan open te zetten. Eigenaardig is, dat de bovenste verdieping het duurst is, omdat men er het meeste licht heeft.

De winkels zijn ontzettend diep en breed; onze grootste Hollandsche winkels beginnen een beetje op de kleinste hier te gelijken. De bediening is vlug, maar men wordt meer aan zichzelf overgelaten, de verkoopers prijzen hun waar niet zoo aan; men is daardoor vrijer in zijne handelingen en men ziet er niet tegen op uit den winkel te gaan, wanneer men niet vindt wat men zocht. De eetwaren, zoals vleesch, groenten, eieren, kaas, boter enz. worden keurig ingepakt; men kan zien dat de dames alles zelf koopen. Het vleesch is niet zoo goed als in Holland, uitgezonderd het varkensvleesch, hetgeen hier beter is, daar de varkens beter gevoed worden. Chicago is het centrum van de varkensteelt. De groenten zijn schaarsch en duur; men eet hier erg veel corn, een goedkoope en voedzame groente, die in Holland niet bestaat, terwijl onze snijboonen en peulen hier onbekend zijn. Vruchten zijn hier heerlijk en niet duur; vooral in Californië worden prachtige vruchten geteeld.

Men kan merken dat de Amerikanen veel van planten houden en over ‘t algemeen veel aan plantkunde doen. Zondags om vier of vijf uur, kan men de trams vol menschen zien, die een dag buiten hebben doorgebracht en dan naar huis gaan met groote bouquetten veldbloemen, die hier schijnbaar meer op prijs gesteld worden dan in Holland, waar ik dikwijls den neus heb zien ophalen voor een bouquet dotterbloem, hondsdraf, enz.

In Amerika wordt ontzettend veel gebruik gemaakt van de trams, ten eerste, omdat de afstanden zoo groot zijn en ten tweede omdat die trams zoo prachtig ingericht zijn. Natuurlijk hebben zij electrische leiding, ‘s zomers altijd open met aan weerskanten gordijnen, die men op en neer kan doen, al naar dat men dat verkiest. Een Clevelandsche tram heeft dertien banken, ieder voor personen, er zouden dus minstens 65 personen vervoerd kunnen worden, men kan echter altijd met een tram meegaan, wanneer men althans staan wil. Een rit kost vijf Amerikaansche centen en men kan alleen bij de zijstraten op laten houden. Amerikaansche straten zijn recht en breed; op gelijke afstanden heeft men zijwegen, de huizen tusschen twee zijstraten noemt men “blocks”.

Daar de straten zoo breed zijn, kan men altijd twee paar rails hebben en heeft men dus geen wissels noodig. ‘s Morgens vroeg om half zeven zijn de trams al propvol, daar de fabrieken om half zeven, zeven uur of half acht beginnen, ‘s avonds wordt niet gewerkt, de winkels sluiten om half zes. Daar men zoo vroeg opstaat, gaat men uit behoefte ook vroeger naar bed, hetgeen heel gezond is, en waaraan wij Hollanders weleens meer mochten denken.

Hoewel Amerika, Holland in veel dingen ver vooruit is, blijf ik toch altijd met eene lieve herinnering aan ons vaderland denken en in het diepst van mijn hart staat te lezen, dat ik Holland liefheb. Zou het nu niet kunnen zijn dat Holland van het vrije, breede, gezonde Amerika wat overnam? Hoe meer ik van Holland houd, hoe meer ik dat wens.

S.P.

[Op YouTube een mooi filmpje van het straatbeeld in San Francisco in 1900]

Amerika architectuur dagelijks leven kleding mode