Met de Else Otten Übersetzerpreis bekroont het Nederlands Letterenfonds elke twee jaar de beste Duitse vertaling van een Nederlandstalig literair werk van de voorgaande twee jaren. Aan de prijs is een bedrag van 5.000 euro verbonden. De prijs is vernoemd naar Else Otten (1873-1931), in de vorige eeuw een van de actiefste vertalers van Nederlandstalige literatuur in het Duits. Zij vertaalde werk van onder meer Louis Couperus, Anna de Savornin Lohman, Frederik van Eden, Top Naeff en Augusta de Wit. In De Hollandsche Lelie van 13 maart 1912 vinden wij een hoofdartikel over haar door E. Overduijn Heijligers.

Else Otten.
‘Een tengere vrouw, met het eenvoudige zwarte haar, de donkere levendige oogen, den rappen mond, die in overgroote rapheid soms van het Nederlandsch ratelt in het Duitsch, van het Duitsch in het Hollandsch, alles leeft in haar. Een vrouw, die veel weet, veel heeft gedacht. Idealistisch, en toch practisch. Een vrouw met een geprononceerd gevoel van de waarde van haar geslacht. En toch geen type à la suffragette, à la vrije vrouwenvereniging. Al draagt zij ook – en heel gracieus – sport blouses met boord, das en manchetten. Een vrouw die “den Ruf vernommen”. Ernstig in haar werk, dat getuigt van een ernstige levensopvatting. En toch, door haar levendigheid, door haar zin voor humor, door haar belangstelling in alles, waarvoor een mensch van niet eenzijdige ontwikkeling zich interesseert, een vrouw, die gaarne gezien wordt in een omgeving, waar zij zich geven kan, zooals zij waarlijk is’. Tot zoover de Java Bode…
Onder de Nederlandsche letterkundigen heeft deze naam voorzeker geen vreemden klank. De meeste vertalingen in het Duitsch zijn bewerkt door Else Otten. Zij is het, die de Nederlandsche literatuur naar den voorgrond heeft gebracht, en heeft leeren waardeeren. Hollandsche van geboorte, en van moederszijde aan de Duitschers vermaagschapt, sprak Else Otten gemakkelijk de beide talen, wat haar een voordeelige omstandigheid werd om die grondig te leeren.
In haar kinderjaren verliet zij met haar ouders Nederland om na te Zurich, Karlsruhe en Frankfort gewoond te hebben, zich voor goed in Berlijn te vestigen, waar zij nu reeds vele jaren woont.

Else Otten

Else Otten (afbeelding bij artikel)

Van haar vroegste jeugd af openbaarde zich in Else Otten een neiging tot, en een groote aanleg voor de literatuur. Zij woonde een tijd lang te Fontainebleau om zich op het Fransch toe te leggen, terwijl zij zich het Spaansch en Engelsch, door een volhardende studie eigen maakte, en waaruit zij eveneens in het Duitsch vertaalde.
Toch, ondanks de groote voldoening, die zij van haar arbeid had, voelde zij zich tot het Nederlandsch het meest aangetrokken. In Duitschland verscheen door haar bewerkt o a: van van Eeden: Der kleine Johannes 3e uitgaaf. Wenn Stürmen segnen. 2e uitgaaf. Johannes der Wanderer. Die freudige Welt. Die Nachtbraut. IJsbrand.
van Henri Borel: Liliane. Eín Traum.
van Anna de Savornin Lohman: Fragensmüde.
van Schuil: Fatsoen.
van Heijermans: Schande.
van Top Naeff: Der stumme Zeuge.
van Leo Ballet: Im Banne der Berufung.
van C. de Jong van Beek en Donk: Frauen die den Ruf vernommen.
van Augusta de Wit: Orpheus in der Dessa. Feindschaft. Die Gottin die da harret. Eine Mutter.
van Couperus: Twee bundels novellen.
Het aantal vertalingen door haar bewerkt haalt reeds de vijftien honderd. Men kan zich dus een denkbeeld maken van de werkkracht dezer schrijfster, van wier hand, wij wellicht mettertijd ook oorspronkelijk werk mogen verwachten.
Haar arbeidsvermogen heeft een reuzenomvang, en toch blijft haar nog tijd over om elken dag een uur te wijden aan de muziek. Zij heeft een mooie stem, die men dadelijk opmerkt, als men haar hoort. Het metalen timbre spreekt aan, heeft een innige diepte die sympathiek is. Haar heele persoonlijkheid is suggestief. En geen geringe verwondering baart het den Hollander die haar een bezoek brengt, volmaakt zuiver in zijn eigen taal te worden toe gesproken; wel met een beetje Duitsch accent; maar dat maakt het juist pikant.
In haar werkkamer, waar aan alle zijden de zwaar beladen boekenplanken spreken van ernstige studie, ontvangt Else Otten haar bezoekers, voor wie zij een klein halfuurtje heeft uitgeschakeld uit het niet te onderbreken werktableau.
Met de haar eigen gemakkelijkheid van zich te bewegen, en haar aangeboren hoffelijkheid bepaalt ze dadelijk – op de vraag of men niet stoort – hoeveel zij van haar tijd kan afstaan. Want de bezoeken wisselen elkaar geregeld af, en de telefoon, hier meer dan elders een tijdbesparende uitvinding, heeft geen oogenblik rust, laat er tusschendoor telkens haar zenuwachtig schelletje hooren.
Het is goed, dat deze waarschuwing aan den tijd herinnert, want als je eenmaal bij haar bent en je tegenover haar zit, als een oude bekende, en praat over alles en nog wat: over literatuur en over muziek, in haar stille kamer, waar het getemperde licht rustig doet, en men zich mijlen ver waant van het levendige Berlijn, dan weet ze met haar fijne vrouwelijke intuïtie, dat je vreest haar te lang op te houden. – Neen, neen, u hoeft nog niet weg… Dan lacht ze, en ziet op haar horloge. – Wil ik u zeggen hoeveel tijd u nog hebt?… We kunnen nog twintig minuten praten… Het gaat er bij minuten … En als ze je uitlaat, dan weet je, dat daar weer een ander antichambreert, daareven aangekondigd door het electrische schelletje, eraan herinnerend, dat ook deze twintig minuten verstreken zijn. En je gaat heen met het verlangen haar weer te zien…
Haar streven om de Nederlandsche letterkunde, waarvoor zij zoo warm voelt, en waaraan zij een hooge waarde toekent, in Duitschland bekendheid te geven, gaf haar in den beginne groote moeielijkheid. De Duitschers assimileeren zich slecht aan de Hollandsche atmosfeer, en zij vinden den Hollander langweilig, weinig als ze voelen voor beschrijvingskunst. Wat zij willen is handeling, sentiment.

Waarlijk voor de vertaalster geen geringe taak om hieraan tegemoet te komen. Daarbij verzet de Hollander zich dadelijk tegen elke wijziging in zijn werk. En toch is dit onvermijdelijk om het kunstwerk te vormen naar den smaak van den vreemdeling.
Dat Else Otten hierin goed slaagde, bewijzen de vele herdrukken der werken van verscheiden onzer schrijvers. Else Otten heeft door haar mooi artistiek Duitsch voor onze literatuur de bewondering en de belangstelling weten te wekken van het bezadigde Duitschland, dat eerst schoorvoetend toetrad, slechts onder voorbehoud aanvaardde het schoone, dat zij onder hun bereik bracht; om ten slotte, door haar hand binnengeleid te worden in een onbekende wereld, ingewijd in de mysterie van onze Hollandsche luchten, onze schilderachtige landschappen, de typische gewoonten en eigenaardigheden der bewoners van ‘het kleine land bij de Zee.’
E. OVERDUIJN HEIJLIGERS.

Vertaling in het Duits door Else Otten van De kleine Johannes

Vertaling in het Duits van ‘De kleine Johannes’ van Frederik van Eeden door Else Otten (via Wikipediapagina Else Otten)

Elisabeth Overduijn Heijligers (1868-1944, Batavia) schreef regelmatig bijdragen voor De Hollandsche Lelie. Zie voor meer informatie over haar bijvoorbeeld de auteurspagina op ‘Damescompartiment Online’.

literatuur vertaling