In De Hollandsche Lelie komen we Louis Couperus vaak tegen. Er zijn talloze advertenties voor zijn werk – hij zat net als het tijdschrift bij uitgeverij L.J. Veen – en zijn boeken worden regelmatig gerecenseerd. Vaak positief, maar soms ook uitgesproken negatief. In De Hollandsche Lelie van 19 februari 1896 laat Ds. F.W. Drijver weinig heel van Couperus’ nieuwste werk: Wereldvrede

Wereldvrede

Afbeelding omslag via Wikipedia

Wereldvrede door Louis Couperus bij L.J. Veen te Amsterdam (prijs f 4.25). Een boek van bijna 400 bladzijden, vol handeling en met menige schoone gedachte. Het moet, volgens den schrijver, gelezen worden als een vervolg op “Majesteit”. Men kan het echter ook als op zichzelf staand werk lezen. En ik neem mijn hoed af voor ieder, die nadat hij het gelezen heeft, zich niet doodmoe voelt. Ik ken weinig zoo vermoeiends als Couperus’ taal en stijl in Wereldvrede. Voorbeelden? Elke bladzijde geeft ze – – wat dunkt u van “de affiniteit, die zij sympathie misnoemden” wat van “een factice geflirt als een spel van licht en vuur, met korte roze knetteringetjes”  en wat van “een ietsje fard [make-up] gaf haar een factive teint,” om niet te spreken van dien eigenaardigen zinsbouw en van al die bastaardwoorden! Waarom tot vervelens toe dat flirt en geflirt, die flirtstem en flirttoon, waarom dat altijd weerkeerend factive, gommeux, fou-rire enz. enz. enz.? Hoe het woord weêrechoën te verklaren? (echoën alleen zou er nog mee door kunnen).
En dan het beeld van een “ziel met een barst er in, die zoo geheel inscheurt, dat die ziel ongeneesbaar is”!  Maar genoeg – Couperus is er schijnbaar op uit onze taal te verrijken, maar ik weet niet of wij zijn geschenken mogen aanvaarden.
Wel weet ik, dat zijn taal de onze niet is. En zoo zou er over den vorm van dit boek alleen reeds heel wat te zeggen zijn; (van een tooneeltje, als op bladz. 92, 93, zou nog gezegd kunnen worden dat het beter verzwegen ware).
Na lezing van “Wereldvrede” dacht ik onwillekeurig aan de bekende woorden: “Natuurlijkheid is de eer der kunst en eenvoud haar vermogen, zonder eenvoud en natuur is al wat kunst heet logen!” Zou Couperus eens over dat woord willen nadenken?

Louis Couperus recensie