In De Hollandsche Lelie van 23 november 1904 vinden we een artikel waarin G.H. uit N. een aantal dringende adviezen aan vertalers geeft. Het valt op dat alleen vrouwelijke vertalers worden aangesproken, maar dat is omdat het tijdschrift zich op ‘dames’ richt. Aan het eind van het artikel licht de auteur dit nog toe.

“In verband met eene reeds geruimen tijd geleden aan de redactrice van dit blad gedane belofte, en daartoe verder aangespoord door het artikel van den Heer L.C. van Vleuten, die in zijn ‘Nuttigheids-apostelen’ klaagt over de meer dan ergerlijke wijze, waarop sommige dames te werk gaan bij het overzetten van een buitenlandsch werk in de Nederlandsche (?) taal, zal ik trachten aan te geven, ten eerste wie zich gerechtigd mogen achten den belangrijken en uiterst moeilijken arbeid van het vertalen van een boek te ondernemen, en ten tweede, welken weg men dient in te slaan om zijn werk gedrukt te krijgen.
De hoofdzaak is en blijft dat iemand die zich aan ‘t vertalen zet Nederlandsch kent! Ons gewone, goede Nederlandsch. Want de treurige voortbrengselen van vernederlandscht Duitsch of Engelsch brengen soms gewaarwordingen teweeg, alsof men met een bot mes eene kurk wil snijden. Ziehier: Er brandde een lichtje ‘im Finsternis’. Het lichtje wordt in eene ‘vensternis’ geplaatst! Op den klank af. Het Duitsch vooral is zoo’n heerlijk-gemakkelijke taal om over te zetten! Eigenlijk precies Hollandsch! En je schiet er zo prachtig meê op. Heusch!
Er zal eene ‘pic-nic’ gehouden worden. De Duitsche auteur, die het verloop dezer vermakelijkheid beschrijft, laat een der gasten vragen, of iemand hem wellicht een ‘Pfropfenzieher’ verschaffen kan, teneinde een flesch te openen. Nu zou men zoo zeggen, al kent men het woord Pfropfenzieher niet, dat dan toch uit den loop van den volzin de bedoeling van den schrijver, en daarmede de beteekenis van genoemd uitheemsch woord opgemaakt zou kunnen worden. Maar neen! Ik geef u te raden wat mej…. ter leen laat vragen. Een zakmes? Neen! Een tandenstoker? Neen!! Eene vulpen? Neen!!! Hier is het: een proppenschieter! Het staat gedrukt dames, en als ge er nieuwsgierig naar zijt wil ik U gaarne boek en uitgever noemen.
En Engelsch? O zeker, Engelsch kennen de dames ook. ‘t Is niet zóó prettig als Duitsch, maar, zie je, de uitspraak komt bij ‘t vertalen niet in aanmerking. En daar gaat het er op los. ‘Take care, my boy,’ said the old soldier, ‘don’t turn that way, for they will imprison you, and then hang you.’ ‘Wees voorzichtig, mijn jongen,’ zeide de oude soldaat, ‘ga dien weg niet op, want zij zullen u gevangen nemen, en dan hang je!’ Dat is Nederlandsch, niet waar?
Staaltjes uit het Fransch? Te over, maar ik bedank. Ze zijn bij tientallen aan te voeren, en alle van het gehalte der aangehaalde.
Dus dames, als ge U schuldig weet of in staat acht tot het schrijven van Nederlandsch als het aangegevene, leg dan Uw pennetje neer, en tracht naar iets dat onder Uw bereik is. Werkelijk, ge bespaart er u zelven en uwen lezers veel verdriet en ergernis door.
Alles goed en wel, zullen sommige dames zeggen, maar als ik nu geheel te goeder trouwel wel eens een heel klein foutje maak; dus eerlijk niet weet dat ik zulke domheden schrijf?
Leg dan Uw pennetje neer, dames, want als ge niet weet of ge goed werkt, dan deugt uw werk al niet. Iemand die Nederlandsch schrijft, weet wat hij schrijft.
Vergelijk b.v. eens het oorspronkelijke met de in alle opzichten uitmuntende vertaling van Dickens’ Werken, uitgave Cohen, te Arnhem, nu Amsterdam. Dat is vertalen! En let er eens op hoe Ten Kate (J.J.L.) een vers vertaalt.
Over de wijze waarop de dames gewoonlijk te werk gaan, wat betreft het aan den man (in dit geval den uitgever) brengen van vertaalwerk, ook een enkele opmerking. Er wordt eene advertentie geplaatst, waarbij de letterkundige arbeid gepresenteerd wordt.
Merk op dat ge nooit of hoogst zelden eene advertentie vindt, waarin een uitgever vertalingen vraagt.
Het advertentietje wordt alzoo geplaatst. Het eenige resultaat is in den regel een schrijven of eene gedrukte circulaire van een advertentiebureau, waarbij U aangeboden wordt Uwe advertentie voor zoo- of zooveel % minder te plaatsen. Anders niets. Dus nóg maar eens plaatsen. Ditmaal door bemiddeling van den procentenaftrekker. Met de ervaring ten gevolge, dat behalve de zoozeer gewenschte aanvragen nu ook de gedrukte circulaire uitblijft. Ontmoedigd op weg naar huis, komt ge langs een boekwinkel, waar o.a. een geïll. Fransch romannetje Uwe aandacht trekt, door het er omgeplakte witte strookje met de woorden: Vient de paraître. Dat is nieuw, denkt ge, dus nog niet vertaald. Me dunkt, als ik maar eens aan ‘t werk ging, en dan voor het vertaalde boek een uitgever zocht. De boekhandelaar pakt U het boek in, u ‘gelooft’ niet dat er al eene vertaling van verschenen is. Daar gaan we. Eén maand, twee maanden, drie, en de vertaling is klaar. Helemaal af. Dat zal beter gaan! De veertien keurig vol geschreven blauwe cahiers gaan met een niet minder keurig en beleefd briefje naar een uitgever. Na zeer lang wachten niets van ontvangst, nog minder van aanneming der ‘copie’ vernomen te hebben, volgt een tweede briefje Uwerzijds, houdende verzoek om spoedig antword Volgt, na eene week of wat, het pak cahiers met de drie woordjes: ‘in dank terug’. En in ander geval, van een uitgever die beleefd is, gaat de terugzending gepaard met een verklarend en verontschuldigend schrijven. Maar terugkomen doen ze! Daar ligt dan het werk – vrucht van veel moeizamen arbeid, en van veel bladeren en zoeken in het woordenboek. Als er dan nog bijkomt dat ge bericht ontvangen hebt, dat het door U vertaalde boek reeds vertaald is of vertaald wordt, dan is de maat volgemeten.
Nu heb ik totaal geen medelijden met U, dames, als ge het geld dat ge met Uw vertaalwerk dacht te verdienen niet noodig hebt. Als ge er U eene japon mede denkt te koopen’of een hoedje: en het aldus uitgespaarde geldt besteedt aan een reisje langs den Rijn. Want ik vestig er nadrukkelijk de aandacht van alle op dergelijke wijze werkende dames op, dat er menschen zijn, en vele menschen, die vertalen om den broode! Verzwaart denzulken dus niet noodeloos den voor hen uiterst moeilijken ‘strijd om het bestaan,’ want een Nederlandsch broodschrijver wordt toch al nooit oud!
Ik neem dan echter aan, dat ge als middel of als gedachtelijk middel van bestaan aan vertaalwerk zijt begonnen, dat ge het goed doet, en dat ge ervaringen hebt opgedaan als de hierboven aangegevene. Voor U, maar ook voor U alleen, wil ik den weg aanwijzen die kans geeft op betere resultaten dan ge tot dusver bereikt hebt.
Stel U in directe verbinding met een importeur van buitenlandsche boekwerken. Abonneer U bij hem op de geregeld verschijnende lijsten en catalogi van nieuw-verschenen boeken. Maar verzoek hem ook U dadelijk wanneer er een volgens zijn oordeel ter vertaling geschikt boek verschijnt, dit ter inzage te zenden. Lijkt het boek U dan ook, koop het, en zend het onmiddellijk met een begeleidend schrijven naar een uitgever. Denk er aan dat Uw brief den uitgever pakken moet, en hem overtuige van de juistheid Uwer beweringen. Maar vooral, dring aan op spoedig antwoord. Hebt ge binnen eenigen tijd geen antwoord, schrijf weder en eisch Uw boek terug. Laat hem vooral niet te veel bedenktijd, want een uitgever bedenkt zich o, zoo gaarne lang, zeer lang. Ook al omdat uitgeven gemakkelijker gaat dan ontvangen. Als ge dan ten tweeden male geschreven hebt, is er zeer vel kans dat Uw aanbod geaccepteerd wordt, waarna ge verder over de conditiën kunt onderhandelen, en aan de vertaling beginnen. Komt echter Uw boek inderdaad terug, aarzal dan niet dezelfde manoeuvre te herhalen met een tweeden uitgever. Nu beweer ik volstrekt niet dat op deze wijze te werk gaande U geen enkele teleurstelling meer wacht. Integendeel, de kans daarop blijft natuurlijk altijd bestaan, maar er blijft U in ieder geval veel monnikenwerk bespaard, en zijt ge er eenmaal in geslaagd eene relatie of drie, vier met uitgevers aangeknoopt te hebben, dan gaat in den vervolge Uw karretje over een asphaltweg. Zij dragen U dan uit zich zelven wel ‘t een of ander op, voorals als uw naam langzamerhand wat bekend begint te worden.
Bij het kiezen van een uitgever houde men ook nog in het oog, dat men b.v. geen wetenschappelijk werk zendt aan een uitgever van spoorweglectuur, of een stichtelijk boek aan een van romans.
Nu kan het ook voorkomen, dat een boek dat ge wenscht te vertalen, reeds eenigen tijd geleden verschenen is. Als ge dan abolsute zekerheid wilt hebben of het boek al of niet reeds vertaald is of vertaald staat te worden, wendt U dan vooraf tot de commissie tot regeling van het vertallingsrecht, adres den Heer Vincent van Gogh, Keizersgracht 409, die U de gewenschte inlichting kan verschaffen.
Ten slotte wensch ik er nog even op te wijzen, dat ik mij in dit artikel alleen tot de dames gewend heb, omdat de Hollandsche Lelie een weekblad voor dames is. Op deze wijze echter zou b.v. de portie grieven die ik tegen ongelukkig vertaalwerk geuit heb, uitsluitend voor rekening der dames komen. Dat is allerminst mijne bedoeling, en daarom voeg ik er dadelijk ter geruststelling van mogelijk reeds verontwaardigde dames bij, dat het voor vele vertalingen, door heeren bewerkt, beter ware geweest zoo zij onuitgegeven waren gebleven.”

vertaling