In haar column in de Volkskrant van 27 maart jl. schrijft Sylvia Witteman: “Geen grotere troost in barre tijden dan een boek waarin alles nóg erger is. Van Frans Coenen bijvoorbeeld. Dat hij geen lachebekje was, moge blijken uit de titels die hij publiceerde: In duisternis, Bleeke levens, Verveling, Een zwakke. Daarbij vergeleken klinkt Zondagsrust (1902), zijn bekendste novelle, nog wel gezellig; men zou een frisse wandeling vermoeden, een beschaafd gesprek, wat schaken of borduren en ’s avonds kip met appelmoes. Maar Coenens zondagsrust is een ironische ‘zondagsrust’: de vrije dag van een verloederd arbeidersgezin, vader, moeder, dochtertje in een bedompt, krap woninkje in de Amsterdamse Pijp rond 1900.”
Na een omschrijving van de inhoud van het boek, inderdaad één en al ellende, sluit ze af met: “Het damesblad De Hollandsche Lelie (voorloper van de Viva!) vond Zondagsrust indertijd ‘voor jonge dames geen aanbevelenswaardige lectuur’. Trut van Troje/schrijfster/jonkvrouw Anna de Savornin Lohman vond het zelfs een ‘smerig en onrein’ boek, ‘onaanbevelenswaardige lectuur voor élke vrouw, al is zij ook nog zoo volkomen bekend met de realiteit van het leven door huwelijk en moederschap.’
Laat het een aanbeveling zijn.”

De bewuste passage is te vinden in De Hollandsche Lelie van 17 oktober 1906. Het gaat om een vraag van een lezeres die het boek via haar leesgezelschap onder ogen kreeg. Er stond een aantekening van ‘den directeur’ op, dat het niet geschikt zou zijn voor jonge dames. De lezeres vond dat beledigend, alsof ‘vuile verhalen’ wel geschikt zouden zijn voor oudere of getrouwde vrouwen. Bovendien zou zo’n verbod jongere lezeressen juist aanlokken. Ze vraagt of Anna de Savornin Lohman hier iets over kan schrijven en die blijkt weinig aanmoediging nodig te hebben.

Vuile lectuur 

(Voor: mevr: F…. te N.)
Mejonkvrouw,
‘Vergun mij uwe belangstelling te vragen voor een onderwerp, wat hier in behandeling is. In ons leesgezelschap wordt rondgezonden: ‘Zondagsrust’ (zie 2e verhaal ‘Bezwaarlijke liefde’ van Coenen); met de aanteekening er op van den directeur: ‘dat de lezing voor jonge dames niet aangeraden wordt.’ Ik haalde dat ‘jonge’ door, schreef hem dit, en beriep me op uw oordeel over Coenen in ‘de Lelie’ van 17 Augustus 1904. Voor mij is er iets beleedigends. in, als oudere of getrouwde vrouwen goed genoeg voor vuile verhalen worden geacht; ‘t is jammer als de leesgezelschappen gaan ontaarden tot iets verdachts; en menig bakvischje grijpt juist naar een boek, als er opstaat dat zij ‘t niet moet lezen. Intusschen doet des directeurs of mijn gevoelen weinig ter zake; maar sta ik voor de vraag: is er geen vrouw met een pen, die iets voor dit onderwerp wil doen? Dat ik het U vraag, is een bewijs der oprechte hoogachting van:
Uwe d: w:
F. te N.’

Gaarne wil ik mijn meening zeggen over dit onderwerp, eene meening die van kracht blijft, niet alleen waar het geldt Zondagsrust, maar voor de mééste hedendaagsche boeken van jongeren. –
Zeker mijn correspondente heeft volkomen gelijk in haar beweren, dat de toevoeging: ‘Voor jonge dames geen aanbevelenswaardige lectuur’ in de meeste gevallen geen andere uitwerking heeft, dan hen met dubbele begeerigheid te doen grijpen naar het verbodene! – Hier kan slechts alleen die ouderlijke macht baten, die invloed heeft op de aanwezige dochters des huizes niet door straf of dreigement, maar door onderling vertrouwen. – Ik-zelve heb, ook toen ik een aankomend meisje van 16, 17, 18 jaar was, nooit een boek gelezen tegen den wil in van mijn vader! Hij vertrouwde mij daarin, en ik hem. Ik herinner mij, dat er in het leesgezelschap, in de kleine stad waarin ik ben geboren en mijn jeugd-jaren heb gesleten, ook eens zoo’n boek de rondte deed, waarop de directeur zoo’n waarschuwing had geplakt. – (Één enkele maal is dát slechts geschied voor zoover ik weet, want in die dagen was de schauwe lectuur nog geen mode-artikel, zooals tegenwoordig.) – Het sprak toen voor mij van zelf, dat ik er niet aan dacht naar dat boek te grijpen, omdat ik wist dat mijn vader in zulke dingen op mijn eergevoel rekende. – Gelijk ik echter al méér heb gezegd, waar zoo dikwijls de hedendaagsche ouders hun eigen gang gaan, zonder zich met het intieme gedachten-leven hunner kinderen, noch met hun lectuur, en de uitwerking welke deze op hen heeft, te bemoeien, daar ligt het voor de hand, dat die kinderen hun nieuwsgierigheid zullen bevredigen juist door het zoeken van een niet voor hun leeftijd geschikte lectuur, en dat dan dergelijke aanbevelingen dan de hierboven bedoelde, op hen een zeer prikkelende uitwerking zullen hebben, spreekt evenzeer van-zelf.
Aan een leesgezelschap voor volwassen menschen kan men echter niet den eisch stellen, dat het alléén lectuur bevat zich eigenend voor backfischjes, of héél jonge meisjes! Wel echter kan men verlangen, dat het geen vuile of schauwe lectuur aanschaft en rondzendt. En hier, dunkt mij, verwart mijn correspondente twee dingen.
Zeker, ze heeft volkomen gelijk, dat vuile en schuwe lectuur even weinig geschikt is voor gehuwde of oudere vrouwen als voor ‘jonge dames’. – En daarom vereenig ik mij geheel en al met haar afkeurend oordeel, in zake het opnemen van een smerigheidje als Zondagsrust van Coenen. – Smerige en onreine boeken zijn onaanbevelenswaardige lectuur voor elke vrouw, al is zij ook nog zoo volkomen bekend met de realiteit van het leven door huwelijk en moederschap. – Daarbij komt dat bijna zonder uitzondering deze categorie van smerige boeken absoluut géén kunstwaarde hoegenaamd bezit, (Als een bewijs vóór de wáárheid van dit beweren, verwijs ik naar mijn opzettelijk in dit nommer opgenomen boekbeschouwing over een pas-uitgekomen boek), maar veeleer in de goot thuishooren dan in de handen eener zichzelf respecteerende dame. – Er is dus hoegenaamd geen reden, wat deze categorie van lectuur betreft, ook maar éénig verschil te maken tusschen gehuwd en ongehuwd, jong of oud. – Maar er bestaan óók boeken, die, zonder onrein te zijn, toch bijzonderheden bevatten van allerlei aard, welke nog onbekend zijn aan jonge, ongehuwde meisjes, en waarop men dus terecht zou kunnen schrijven zonder dat er voor de gehuwde vrouwen iets beleedigends in steekt: ‘Geen aanbevelenswaardige lectuur voor jonge dames.’ Om een paar voorbeelden te geven van hetgeen ik bedoel, verwijs ik naar het indertijd door mij in dit blad-zelf behandelde, ongetwijfeld zeer zedelijk bedoelde boek: De hulpprediker of naar Frederik van Eeden: Van de koele meren des doods, die beide onder werpen en toestanden behandelen, waarvan een gerijpte vrouw weten mag en weten moet en weten kan, maar die door jonge, onervaren meisjes niet voor ‘t eerst moet worden vernomen uit ‘romans.’ –
Slotsom. Het behoeft dus op zichzelf beschouwd geen beleediging in te houden voor een gehuwde of oudere vrouw, wanneer een man van een boek zegt: ‘Geen geschikte lectuur voor jonge dames.’ Maar wanneer hij dat zegt van boeken genre Zondagsrust, dan geef ik èlke vrouw gelijk, dat zij dáártegen protesteert, omdat het hier geldt vuile, nare, walgelijke, en onreine praat, waarvan de aanwezigheid in niemands handen verdedigbaar kan worden geacht, waarvan de lectuur elken lezer onteert, zooals het maken ervan het den schrijver doet.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.

Verder lezen
Lees hier nog een voorbeeld van een vernietigende recensie in De Hollandsche Lelie (over een boek van Israël Querido: ‘de smerigste uitgebraakte woordentaal’).  En door op de link ‘Anna de Savornin Lohman’ hieronder te klikken vind je meer tirades van deze eigenzinnige hoofdredactrice.
Wie nieuwsgierig is geworden naar het werk van Frans Coenen kan terecht op de DBNL (digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren), waar meerdere van zijn boeken, waaronder Zondagsrust, integraal te lezen zijn.

 

Anna de Savornin Lohman Frans Coenen Frederik van Eeden literatuur