Op 6 juli 1887 verschijnt het eerste exemplaar van het nieuwe tijdschrift De Hollandsche Lelie. In de inleiding vertelt de hoofdredactrice van dat moment, Catharina Alberdingk Thijm, wat voor blad het gaat worden en voor wie het bestemd is. Een soort mission statement dus. Zij richt zich tot zowel “mijne kennisjes uit Lelie en Rozeknoppen” als tot de jonge dames die tot dan toe niet tot haar lezeressen behoorden en heet allen hartelijk welkom.

“Vóór dat wij door wekelijksche ontmoeting in dit blad een soort van vriendschapsbond sluiten, vóór dat wij elkander onmisbaar worden, wil ik u in een paar woorden meedelen, welke plaats de Hollandsche Lelie in onze vrouwenwereld wenscht in te nemen. Als een bescheiden vriendin, als een herinnering aan en een ontwikkeling van het eens geleerde, als een ontspanningsuur dat toch niet nutteloos voorbij gaat, als een opwekking tot al wat goed en edel is, als een spiegel waarin ge zien kunt hoe men beter en beminnenswaardiger wordt, als een steun in oogenblikken van moedeloosheid, – nu eens als een handige naaister dan weer als huisvrouw en vrouw van de wereld – onder al deze vormen hoopt zij een plaatsje in de familiekring te vinden.

Zij wendt zich vooral tot de jonge dames, welke – volgens de gebruikelijke uitdrukking – volleerd zijn, en die plotseling uit een leven van geregelde studie – eerst bedwelmd door het nieuwe van een voortdurende vacantie – later, een beetje ontgoocheld, een beetje verveeld – niet goed weten hoe haar leven nuttig te maken, hoe het eens geleerde te onthouden, zonder juist veel lust te gevoelen tot het openen van wetenschappelijke boeken die haar meer ontzag dan verlangen naar kennismaking inboezemen. – Zij hoopt ook de sympathie te verdienen van de jonge vrouwen uit de beschaafde stand en de vertrouwde te worden van allen die het leven als een streven naar vooruitgang – op elk gebied – beschouwen.”

Inleiding eerste nummer

Inleiding eerste nummer

Omslag eerste nummer

Omslag eerste nummer

Catharina Alberdingk Thijm hoofdredactrice omslag