Gisteren is in Pakhuis de Zwijger de Carla Atzema Soroptimistprijs 2024 uitgereikt aan schrijverscollectief Fixdit voor het manifest Optimistische woede, over genderongelijkheid in de literatuur. Zij ontvangen € 25.000 en een sculptuur. De prijs gaat over de rechten en positie van vrouwen in de maatschappij en wordt uitgereikt aan diegene(n) die dit onderwerp de afgelopen twee jaar met een Nederlandstalige journalistieke publicatie het best onder de aandacht hebben weten te brengen.
Het is inderdaad indrukwekkend wat Fixdit in de afgelopen jaren teweeg heeft gebracht. De eerste keer dat ik kennismaakte met het collectief was dankzij de Fixdit-Leesclub in 2021. Dit was een serie avonden via Zoom over boeken als Een coquette vrouw van Carry van Bruggen, Laten we vader eruit gooien van Mary Dorna en, mijn persoonlijke favoriet, Een revolverschot van Virginie Loveling (die ook meerdere bijdragen voor De Hollandsche Lelie schreef). De avonden werden ingeleid door een lid van het collectief, daarna was er ruimte voor discussie.
In november 2022 was ik bij een presentatie van het eerder dat jaar verschenen manifest Optimistische woede in de Utrechtse boekhandel Savannah Bay. Sanneke van Hassel, Christine Otten en Manon Uphoff werden door Marischka Verbeek geïnterviewd en ze lazen voor. Als een echte fangirl heb ik het boek na afloop laten signeren en ik lees er nog regelmatig in, want de inhoud blijft relevant.
Ieder lid van het collectief schreef een hoofdstuk en middenin het boek vind je het echte manifest, met teksten als “Wij zijn niet per se VROUWEN, we zijn SCHRIJVENDE MENSEN (en vrouwenboeken bestaan niet)”. Als bonus is onderaan de bladzijden een doorlopende, lange reeks van interessante auteurs toegevoegd.
In de inleiding lichten de auteurs de totstandkoming van collectief en manifest toe. Eén van de aanleidingen was de Boekenweek van 2019. Het thema was dat jaar ‘De moeder, de vrouw’, maar het was de organisatie blijkbaar niet gelukt om een vrouw te vinden voor het Boekenweekgeschenk. Gesteund door honderden anderen uit het boekenvak zonden zij een brandbrief naar NRC en De Morgen om dit aan de kaak te stellen. De oproep had succes: de CPNB beloofde beterschap. Daarna volgde nog een protest tegen de toenmalige minister van OCenW Ingrid van Engelshoven, die op een vraag naar haar favoriete Nederlandstalige auteurs alleen maar mannen wist te noemen – en het collectief was geboren. Inmiddels maken ze podcasts, schrijven ze lemma’s voor literatuurgeschiedenis.org en organiseren ze allerlei andere activiteiten.
In de stukken die volgen, komt steeds een andere invalshoek aan bod. Zo schrijft Gaea Schoeters over de diepe genderkloof, met daarboven een stevig glazen plafond. “De oorzaak van die achterstelling? Structureel seksisme. Ik weet het, dat is een gevaarlijke stelling om te poneren, zeker als schrijvende vrouw; voor je het weet ben je een rancuneuze bitch.” In een volgend hoofdstuk bespreekt Sanneke van Hassel de term ‘vrouwenboeken’ en waarom die nauwelijks gelezen worden door mannen. Aan de hand van historisch onderzoek naar de term legt ze de onderliggende mechanismen bloot. Ze verwijst onder meer naar het wetenschappelijk onderzoek door Corina Koolen, die aantoonde dat lezers door de bestaande vooroordelen de literaire waarde van door vrouwen geschreven boeken lager inschatten (want zonder auteursnaam bijvoorbeeld werden de moeilijkere boeken als vanzelf aan mannen toegeschreven en de eenvoudigere teksten aan vrouwen, wat niet klopte met de werkelijkheid). Annelies Verbeke bespreekt de canon: hoe komt het toch dat er zo weinig vrouwen in de Nederlandstalige literaire canons terecht zijn gekomen. Het blijkt een vorm van zelfbevestigende herhaling te zijn. “Net zo lang tot die belangwekkende werken van vrouwen uit het zicht zijn verdwenen en we besluiten dat ze er niet waren.” Ze benadrukt dat het niet de bedoeling is om mannen uit de canon te laten verdwijnen, om plaats te maken voor vrouwen. “Ik zeg: aanvullen in plaats van aanvallen!”
Onder de titel ‘Lachen man’ beschrijft Jannah Loontjens hoe verschillend mannelijke en vrouwelijke personages worden verbeeld of ervaren en vooral: hoe ongemerkt dat verschil bij zowel mannelijke als vrouwelijke lezers ontstaat. Dat het daarom voor iedereen belangrijk is om boeken te lezen met sterke vrouwelijke personages. Hierna volgt een brief van Shantie Singh aan Rachida Lamrabet en ook weer een brief terug. Zij schrijven over hun ervaringen als vrouwen van kleur, in een literaire wereld die overwegend wit is. Pas toen Singh schrijfster en activist Gharietje Choenni ontmoette, vond ze voor zichzelf een rolmodel. Na het antwoord van Lamrabet, die ook schrijft over de witte blik en over haar ervaringen in de jury van een literaire prijs (waarin bleek dat alle schrijvers van kleur op één hoop werden gegooid: aangezien zij zelf vorig jaar had gewonnen lag het voor andere juryleden niet voor de hand dat opnieuw een auteur van kleur zou winnen, wat gelukkig toch gebeurde), zou je graag een nieuwe brief van Singh als reactie lezen, maar het manifest gaat verder. Hopelijk kunnen zij de briefwisseling op een andere plek nog eens vervolgen.
Na bijdragen van Yra van Dijk (over onder meer de leeslijsten op scholen), Munganyende Hélène Christelle (over literatuur die je moet kennen: boeken van feministische stemmen en intersectionele pioniers als Oyèrónkẹ́ Oyěwùmí, bell hooks, Gloria Wekker en Fatima Mernissi) en Fleur Speet (over het tekort aan historische romans over boeiende vrouwen zoals Anna Maria van Schurman), volgt het hoofdstuk van Manon Uphoff onder de titel ‘Aan de wand van mijn werkkamer gespijkerd’. Vooral het deel over ‘vergeten’ schrijfsters heb ik al meerdere malen herlezen. Het woord ‘vergeten’ suggereert een soort natuurverschijnsel, maar Uphoff merkt terecht op dat veel vrouwelijke schrijvers actief buiten de geschiedenis zijn gehouden. Ik moet toegeven dat ik dat woord zelf ook vaak gebruikt heb als het gaat om auteurs rond De Hollandsche Lelie (want wie kent ze nog?), maar dat is inderdaad niet terecht.
Het manifest wordt afgesloten met een pleidooi van Christine Otten om samen op te trekken in het debat over genderongelijkheid en ongelijkheid op grond van klasse, culturele achtergrond, religie en seksuele identiteit. Dat dat inderdaad werkt, is in de afgelopen jaren wel gebleken; de bekroning met de Soroptimistprijs is dan ook zeer verdiend.
Over de Soroptimistprijs (en de winnaars van de Publieksprijs en de Aanmoedingsprijs): Collectief Fixdit winnaar Carla Atzema Soroptimistprijs 2024! – Soroptimist Unie.
Voor verdere informatie over de activiteiten van Fixdit, zie Home – Fixdit.nu.
Link naar een verslag elders op deze site van de leesclubavond over Een revolverschot: Geslaagde eerste bijeenkomst Fixdit-leesclub | De Hollandsche Lelie.
Fixdit, Optimistische woede. Fix het seksisme in de literatuur. Een manifest. Amsterdam, De Geus, 2022.