Dit jaar is het honderd jaar geleden dat één van Nederlands grootste schrijvers, Louis Couperus, is overleden. Hier wordt op allerlei manieren aandacht aan besteed: met evenementen, boeken en – op zijn sterfdag, 16 juli – met een eigen gedenksteen in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Tal van bekende en minder bekende schrijvers zijn in deze kerk begraven of worden er herdacht met een steen.
Amsterdam is niet de eerste stad die je associeert met Couperus, want wie zijn werk een beetje kent, weet dat het onlosmakelijk verbonden is met Den Haag. ‘Zoo ik íets ben, ben ik een Hagenaar’ is één van zijn beroemdste uitspraken. De steen werd dan ook onthuld door de Haagse burgemeester Jan van Zanen.
Onlangs kwam de expositie ‘De werelden van Couperus’ online op de website van het Literatuurmuseum. Couperus werd in 1863 geboren in Den Haag, groeide op in Nederlands-Indië, woonde in Italië en Frankrijk en maakte veel verre reizen. Aan de hand van verschillende locaties wordt met materiaal uit het museum een mooi beeld gegeven van zijn leven en werk.
Het eerste hoofdstuk over Den Haag maakt meteen al duidelijk dat hij nou ook weer niet per se een fan was van zijn geboorteplaats. Hij benadrukte met zijn uitspraak vooral dat hij van de rest van Nederland al helemaal niets moest hebben. De hofstad was voornamelijk een duister en tragisch decor voor zijn romans, zoals de Boeken der kleine zielen en Eline Vere. Dit laatste boek verscheen eerst als feuilleton en het was zo levensecht geschreven dat de inwoners van de stad intens met het verhaal meeleefden. Zijn biograaf Henri van Booven schreef dat Elines overlijden in het verhaal de mensen ‘elkander in de tram in hoogen ernst deed toefluisteren: “Weet je het? Eline is dood”, alsof er werkelijk een innig beminde uit den Haagschen kring was heengegaan.’
Er is ook een hoofdstuk gewijd aan de zielenwereld van de schrijver, onder meer aan de hand van zijn sprookjes. Uitgever L.J. Veen, die ook De Hollandsche Lelie uitgaf, spaarde kosten nog moeite voor mooie edities van zijn werk. Zo werden er prachtige omslagen gemaakt door Jan Toorop. Couperus vond het belangrijk dat de boekomslagen pasten bij de sfeer van zijn werk. Hij correspondeerde hierover veel met zijn uitgever en was ronduit teleurgesteld over een meer commercieel ontwerp door Johan Braakensiek (dat bij het publiek juist wel goed in de smaak viel).
Het gedeelte over Nederlands-Indië is interessant vanwege het bijzondere beeldmateriaal en doordat het achtergrond geeft bij één van zijn beroemdste romans, De stille kracht. Ook krijg je meer inzicht in de manier waarop Couperus tegen de koloniale verhoudingen aankeek. Hij was hierover een stuk minder uitgesproken dan Multatuli, maar door zijn precieze observaties en de woorden die hij zijn personages in de mond legde, gaf hij een vlijmscherp beeld van de situatie.
Ook de onderdelen over Italië, Noord-Afrika en Nice, waar hij zich een stuk beter thuis voelde dan in Nederland, zijn de moeite waard. Hij genoot in Nice van het carnaval in zijn zalmkleurige feestkostuum, dat bewaard is gebleven en is opgenomen in de collectie van het Literatuurmuseum.
De expositie eindigt met zijn bezoek aan Japan. Dit land stond Couperus tegen – zelfs de beroemde kersenbloesems vond hij teleurstellend. Hij was er wekenlang ernstig ziek en dat zal ook niet hebben geholpen. Het bleek uiteindelijk zijn laatste grote reis te zijn geweest.
De expositie is te bekijken op de site van het Literatuurmuseum: De werelden van Couperus – Literatuurmuseum / Kinderboekenmuseum.
In de verschillende jaargangen van De Hollandsche Lelie staan veel advertenties voor werk van Couperus (zeker in de tijd dat L.J. Veen van beide de uitgever was) en ook wordt zijn werk regelmatig besproken.
Blogpost over een andere online tentoonstelling op de site van het Literatuurmuseum: https://www.dehollandschelelie.nl/blog/schrijfster-19e-eeuw/