Recensie van Ileen Montijn – Tot op de draad

door | 10 november 2019 | Recensies

In januari 2016 bezocht ik de tentoonstelling ‘David Bowie is’ in het Groninger Museum, net een week na zijn onverwachte overlijden. De expositie was een overweldigende ervaring, het was alsof hij toch nog weer even tot leven kwam. Dat kwam door de muziek op de koptelefoon die je aan het begin kreeg uitgereikt, maar ook doordat je al zijn extravagante outfits van zó dichtbij kon bekijken. Samengebracht gaven deze kostuums een bijna tastbaar beeld van Bowie als kameleon en stijlicoon. Zoals Ileen Montijn in Tot op de draad. De vele levens van oude kleren zegt: kleren belichamen mensen.

In het boek leert Montijn ons met een andere blik naar kleding uit het verleden te kijken. Ze schrijft over liefdadigheid, vakmanschap, reparatie, erfstukken, mode, recycling en over wat mensen met hun kleding willen uitstralen. Een mooi voorbeeld van dat laatste is de oogverblindende jurk die Marilyn Monroe droeg op 19 mei 1962, toen zij John F. Kennedy: “Happy birthday, mr. President” toezong. De jurk bracht op een veiling maar liefst 4,8 miljoen dollar op. 

Montijn geeft een schat aan informatie, veelal in de vorm van anekdotes en wetenswaardigheden die ze op een soepele manier aan elkaar rijgt. Dat levert veel herkenning op, zeker bij lezers die vóór 1950 geboren zijn en dus uit eigen ervaring weten hoe zuinig men vroeger op kleding was en hoe er werd afgedragen, versteld en op andere manieren hergebruikt (zo bleek toen ik het boek aan familieleden uitleende). Jongere lezers kunnen mogelijk voor het eerst kennismaken met bijvoorbeeld het ‘keren’ van pakken en jassen: wanneer deze vaal waren geworden maar nog niet sleets, werden zij binnenstebuiten gekeerd en weer opnieuw in elkaar gezet. Een gekeerd pak was overigens voor het geoefende oog te herkennen aan het borstzakje, dat ineens aan de rechter- in plaats van linkerkant zat.

Schrijnend zijn de verhalen over liefdadigheid. Textiel was vroeger in verhouding tot de inkomens erg duur, dus de armste mensen waren tot het begin van de twintigste eeuw afhankelijk van de giften van de kerkelijke of stedelijke armenzorg. De manier waarop hulp werd geboden was zeer vernederend: er werd uniforme kleding verstrekt en dan veelal ook nog in herkenbare, vaak opvallende kleuren. Bij afgedankte kleren werden de versierselen verwijderd, omdat je arme mensen niet te veel moest verwennen. Daarnaast speelde de standenmaatschappij een belangrijke rol: ieder hoorde zich te kleden naar zijn of haar stand en dan zou het bijvoorbeeld ongepast zijn wanneer een wasvrouw in een zijden jurk zou lopen. 

Wat wij ons ook moeilijk kunnen voorstellen is dat kleding altijd met de hand moest worden genaaid, thuis of door iemand die dat als beroep had. De confectie-industrie ontstond pas tegen het eind van de negentiende eeuw. Handel in gedragen kleren was zeer gebruikelijk. Helaas bracht dat ook de verspreiding van ziektes met zich mee. Via de miljoenen kilo’s lompen die over de hele wereld werden verhandeld werd ook het pokkenvirus breed verspreid. 

In het hoofdstuk ‘Van vodden tot vintage’ schetst Montijn een nieuw soort belangstelling voor oude kleren. In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw zetten jonge mensen die in welvaart waren opgegroeid, zich af tegen hun ouders. Bloemetjesjurken, gedragen werkkleding en leren jasjes werden onderdeel van de jeugdcultuur. De hippiemode bloeide op, niemand die jong was wilde er nog ‘netjes’ uitzien.

Naast de tweedehandswinkeltjes waren er ook andere circuits waarin kleding werd verhandeld, zoals kledingbeurzen en veilingen. Een specifiek soort waren de ‘goedverkopen’ in Staphorst. In deze streng-christelijke boerengemeenschap werd nog lang de klederdracht of streekdracht gedragen (door een enkeling nog tot op de dag van vandaag). In de jaren tachtig, toen het aantal draagsters sterk terugliep, werden er veel kledingstukken geveild. Belangstellenden betaalden in die tijd honderden guldens voor de prachtige mutsen en hoofddoeken. 

Bijzondere kleren blijven soms generaties lang in gebruik. Dat geldt natuurlijk in het bijzonder voor ceremoniële kleding. In het hoofdstuk ‘Erfgoed’ doet Montijn met smaak de historie rond de hermelijnen koningsmantel van de Oranjes uit de doeken. De in 1815 voor koning Willem I gemaakte mantel werd voor de kroning van Juliana in 1948 nogal losjes en radicaal vermaakt door een jonge couturier. Bij de huldiging van Beatrix bleek dat er opnieuw weinig zorgzaam met de mantel was omgesprongen: “Verfomfaaid kwam hij uit een veel te kleine metalen kist, en tot overmaat van ramp had het fluweel rood afgegeven op het bont.” Ook nu was ingrijpen weer nodig. Lang verhaal kort: de mantel die Willem-Alexander bij zijn inhuldiging zou dragen kon dus onmogelijk nog het exemplaar uit 1815 zijn.

Kleren kunnen ook een andere symbolische betekenis hebben. Door prinses Mabel bij het huwelijk van Maurits haar groene verlovingsjurk te laten dragen, gaf Beatrix op een heel persoonlijke manier blijk van haar genegenheid. En we herinneren ons allemaal nog de opvallende witte mouw met grote strik aan de zwarte jurk van Mabel bij de inhuldiging van Willem-Alexander als koning in 2013. Haar man Friso lag toen al een jaar in coma en hiermee werd de plek gesymboliseerd waar hij had moeten lopen. De strik was een verwijzing naar haar eigen trouwjurk, ontworpen door Viktor & Rolf. Later dat jaar, na het overlijden van Friso, droeg zij bij de herdenkingsdienst de jurk opnieuw, nu ingekort tot namiddagjapon.

Zo schotelt Montijn ons het ene na het andere verhaal voor: over morsige toga’s van hoogleraren, textiele relikwieën zoals de ‘wurgdoek’ van Cunera, een raadselachtige jurk uit een wrak bij Texel en kledingstukken van parachutezijde tijdens of net na de Tweede Wereldoorlog. En krijgen we een kijkje in de recycle-industrie en hedendaagse pogingen om duurzamer met al die bergen afgedankte kleding uit onze tijd om te gaan. Het is een leerzaam en onderhoudend boek, dat prettig en zorgvuldig is vormgegeven door Suzan Beijer. Bovendien bevat het een schat aan illustraties en de beeldredactie, door Annemiek Overbeek, is ook met veel oog voor detail gedaan. Zo is er een mooie vorm van ‘beeldrijm’ op pagina 170: de al genoemde Happy Birthday-jurk van Marilyn Monroe naast een geborduurde nachtjapon van prinses Wilhelmina uit 1895. Het boek is ook een aanrader om cadeau te geven, het is met veel kennis van zaken en tegelijk zeer toegankelijk geschreven.

Ileen Montijn, Tot op de draad. De vele levens van oude kleren. Amsterdam, Uitgeverij Atlas Contact, 2017. € 15.

Kijktip: de auteur aan het woord in VPRO Boeken (14 mei 2017). 

Verder lezen op deze site: een artikel over het korset (2014) naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Romantische mode’ waaraan Ileen Montijn meewerkte. En een artikel over giftige mode (2015), in reactie op diezelfde expositie.

 

dagelijks leven kleding mode